Van de instemming van den Landvoogd kan men zich bij voor
baat overtuigd houden, want Z. E. was gedurende enkele jaren
lid van ons Comité en stelt levendig belang in dezen arbeid.
Misschien zijn hier en daar door enkele vrienden locale com
missies te vormen, die dan voor een inzameling zorg dragen, tenzij
men dergelijke dingen in Indië op andere wijze voorbereidt.
Hoofdzaak is dat men ons helpt. En voor ieder bewijs van
medeleven zijn wij zeer dankbaar.
Wij hopen dat dit korte woord voldoende is om de harten in
Indië voor onze oud-strijders warm te stemmen!
Onder vriendelijke aanbeveling,
Uw zeer dienstw. dnr.
EDE (Gld.) 1—2—'23. Dir. v. h. „Gr. H."
Seer. v. h. P. C.
Andere bladen worden beleefd verzocht het bovenstaande wel
te willen overnemen. Waarvoor onzen besten dank!
10. N. I. O. V. MAARTAFLEVERING, door D. B.
Majoor Bannink geeft een artikel: „Atjeh 1873—8 April—1923", ter her
denking van den Atjehstrijd, die 50 jaar geleden een aanvang nam en ons
zoo vele offers kostte.
Een 6-tai foto's zijn aan de bijdrage toegevoegd ter verlevendiging van
de herinnering der velen, die aan de N. W. punt van Sumatra vertoefden;
we lezen in het artikel van: Peutjoet, den Missigit Raja, den Köhlerboom
en den Kraton.
Het begin van het goed geschreven artikel moge hier worden overge
nomen; het handelt over het kerkhof te Peutjoet, het groote gedenkteeken
van onzen strijd.
„Ook al was er geen monument te Batavia om de herinnering aan de
grondleggers van ons gezag in Atjeh voor het nageslacht levendig te houden,
er is nog een indrukwekkende doodenakker te Peutjoet aan de Zuidzijde
der Esplanade te Koeta-Radja, die tot in lengte van dagen zal getuigen
van de zware offers door het Ind. Leger gebracht. Daar rijen de graven
zich dicht aaneen van helden met en zonder rang en aan den ingang zijn
op marmeren platen hunne namen gegrift, opdat een dankbaar vaderland
hen niet vergeten moge. Ze rusten te midden van het eeuwige groen
onder de stille tjemara's; en de doodenteekens staan in rij en gelid als een
sombere stoet. Er heerscht daar eene plechtige stilte en niemand ontkomt
aan de ontroering van die geweldige demonstratie der Sarcophagen.
Het is nu 50 jaar geleden sedert eene expeditionaire troepenmacht
onder de bevelen van Generaal KÖHLER bij Olehleh debarkeerde en daar
om past het ons eerbiedig hen te gedenken, die het hoogste offer brachten
en zonder wier zelfopoffering in den Kraton thans geen Gouverneur zou
wonen, die in naam van het N. I. Gouvernement het gezag uitoefent over
geheel Atjeh.
Het is goed om in deze tijden van „abnégation" weer eens stil te staan
voor de marmeren „röles d'honneur", welke onze gedachten terugvoeren
naar de tijdperken van glorie en van misère, waaraan onze Atjeh-geschie-
denis zoo rijk is geweest. Wie haar met aandacht heeft bestudeerd, zal
erkennen dat de „hoogere politiek" het Indische Leger meer dan eens
eene rol heeft toebedeeld, welke niet geschikt was om „blijmoedige werkers"
284