286 uat die „STUT van het Gezag" volwaardig is, èn wat sterkte, èn wat ditrusting, èn wat den geest daarvan betreft. Schr. behandelt in zijn artikel, aan de hand van enkele voorbeelden uit de geschiedenis, de houding van het leger in het algemeen en van den officier in het bijzonder, gedurende revolutionaire woelingen. Van Lenin wordt het volgende aangehaald: „Deze gang der gebeurtenissen ..dwingt de revolutie, alle krachten der vernietiging tegen de regeerings- „macht te concentreeren, en noodzaakt haar ook, niet naar verbetering „der staatsmachine, maar naar haar vernieling en vernietiging te streven. „Vooral moet deze vernietiging zich richten tegen twee instituten die als „parasieten op het lichaam van den burgerlijken staat leven, n.l. het „beambtendom en het staande leger". Het artikel wordt vervolgd. We noemen verder eene berekening van „Driestar" in zake de Veroudering van het Officierskorps (zie N. 1. O. V. ]an. en Febr.). Becijferd wordt, dat het voorstel in de Jan.-aflevering eene groote besparing zou geven, terwijl de meening bestreden wordt, dat bedoeld voorstel ongewenscht zoude zijn, omdat dan de besten het Leger zouden verlaten. Daarna volgt: „Een verouderd officierskorps (1806)", waarin eenigeaan halingen, die toonen welke waarde gehecht moet worden aan het recru- teeren van de officieren uit de betere standen, hetgeen natuurlijk^ alleen bereikt kan worden, als de officiersbetrekking èn door het publiek èn door de Regeering als „erstklassig" wordt beschouwd. Vervolgens valt melding te maken van een artikeltje: „Politiek en Weer macht" en van de bijdrage: „Plaatsing van Intendanten in de Buitenge westen". Het laatste is een pleidooi om officieren afkomstig van den In tendance-cursus, die voorloopig niet bij het Dienstvak geplaatst kunnen worden, te benutten op plaatsen der B. Bn waar geen Intendant is, doch v/el intendancedienst behoort te worden verricht. Hierdoor zou voorkomen worden, dat die officieren voorloopig weer naar den Troep, of naar de Mil. Adm., terug zouden moeten gaan. Wat niet-Adm. offn aangaat, zou dit teruggaan o. 1. nog wel een voor deel opleveren, dat opweegt tegen het door Schr. genoemde nadeel t.w. „Niet alleen dat door dezen toestand de hooge kosten, aan de opleiding l'n Holland besteed, in verhouding tot den gemiddelden diensttijd veel te lang onbenut blijven, doch deze offn zijn onvoldoende in de gelegenheid om hun practische kennis van den dienst der Int. te onderhouden, waar door hun vakkennis ongetwijfeld achteruit zal gaan." Intusschen heeft ongetwijfeld Schr's methode veel aanlokkelijks en dit zou er op wijzen, dat de formatie aan Intendanten wel voor uitbreiding (met luitenants) in aanmerking komt. De heer Nix vertelt het een en ander over het vliegen zonder motor, terwijl verder is opgenomen de „circulaire omtrent de dienstverlating der Reserve-officieren". Daarna volgen „Uit Pers en Periodiek" en „Vereemgingsmeuws .waarin de definitieve agenda van de Jaarvergadering, waarop o. m. voorkomen: Een voorstel tot wijziging van de wijze van schatting van de huurwaarde van Gouv. woningen voor de Pers.- en Inkomstenbelasting en de Salaris herziening. We lezen verder, dat het z. g. Voorstel Geldorp voorshands van de baan is en dat een verzoek werd ingediend om ev. officieren bij de belastingen tewerk te stellen. Tenslotte moge de aandacht worden gevestigd op de beschouwingen van den heer Helsdingen, voorkomende in het Verslag van de Af deeling Bandoeng over de Veroudering van het officierskorps, alsmede op het in dat verslag voorkomende omtrent het onderwerp: „Legerperspectieven In de beschouwingen van den heer H. lezen we:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 68