baarheid der zware vlotten. De beide laatste hebben er zelfs 2 uur over gedaan, omdat ze zeer moeilijk uit de ondiepte Tji Widei konden wegkomen. In totaal waren 17 vlotten noodig, waarvan aan de beide oevers 4 stuks moesten worden verhoogd door schragen. Deze lagen 4 M. hart op hart, omdat de langsliggers maar één steunpunt kregen, het eerste vlot ongeveer 2,50 M. uit het landhoofd. De niet-verhoogde vlotten hadden twee steunpunten voor de liggers (boven de drijvers), zoodat deze iets verder uit eikaar konden worden gelegd, nl. ongeveer 2 M. buitenwerks. De vlotten, die van boven de rivier kwamen afzakken, werden steeds direkt op hun plaats in de brug gevaren, telkens één links en één rechts. Tijdens en na het inbrengen dezer vlotten werden de vooraf gaande en ten slotte de middelste, gericht en alle, behalve de buitenste, aan den kabel vastgelegd. De buitenste kregen hun vasten stand middels de liggers naar het volgende vlot en een aan kop en staart bevestigde en op den wal vastgelegde lijn. De liggers van het landhoofd naar het eerste vlot vormen door middel van een boven dat vlot er onder gebonden koppelbamboe, waarmee ze op het brugdek rusten, en na voorzien te zijn van een stuk dek, een afzonderlijk geheel, een soort klep, ten einde de brug het rijzen en dalen van het water te kunnen doen volgen. De inmiddels gereed gekomen vierbeenige schragen werden geplaatst op een soort werkvloertje, bestaande uit drie bamboes afig. 2) en op deze bamboes vastgesjord. Op het vierde vlot was de te maken verhooging te gering voor schragen en werd ze gevonden in een piramidevormigen opbouw van bamboes (fig. 3). Tegelijkertijd werden de vlotten onderling voor en achter verbon den door niet-doorloopende bamboes, zulks om zoo noodig met weinig moeite (het losmaken van 4 sjorringen) elk vlot afzonderlijk te kunnen optrekken of te laten zakken. Het aantal liggers bedroeg 8 (dus h. o. h. 2.50|7 0.35 M.). Deze werden vervolgens opgebracht en gebonden, daarna het inmiddels ook voltooide sesakdek (waaraan van het begin af aan op eiken oever een ploeg was bezig geweest), vastgelegd met sluitribben, en tevens de leuning aangebracht. Hiervoor was in de nabijheid bamboe te vinden. Ten slotte werden de sjorlijnen der vlotten nabij den staal draadkabel aan elkaar en aan den wal verbonden met vlaggelijn om het verschuiven der ankersteken langs den kabel te beletten. Hiermee was de brug voltooid. Aan materiaal was ongeveer gebruikt: 700 stuks bamboe (waarvan zeker 500 betong)250 bossen talidoeg; 1 rol ijzerdraad van 3 m.M.; 1 rol van 2 m.M.; 100 M. staaldraadkabel van 7|8 m.M.; 300 M. manillatros van 6 c. M. omtrek; 100 M. vlaggelijn. In totaal is aan de brug gewerkt 35 uur, waarbij echter in min dering ware te brengen het verlies aan tijd door het op verren afstand moeten halen van de bamboe. In spoedgevallen (oorlogs- 330

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 36