De Luit.-Kol. Lalau heeft met dien enkelen zin, zonder verder commentaar, niet voldoende duidelijk weergegeven wat Prof. van Roijen heeft bedoeld; dit zou Schr., in verband met het door hem beschouwde onderwerp, ook te ver uit zijn koers hebben gebracht, doch, om misverstand te voorkomen, lijkt het mij niet ongewenscht daarop thans nader in te gaan. Prof. van Roijen heeft woordelijk gezegd: „De projectielen en bui zen vereischen aan dewerktuigen, op welke zij vervaardigd worden, geen geoefende vaklieden". We hebben dus in de eerste plaats te letten op de voorwaarde, dat men moet kunnen beschikken over geëigende werktuigen, terwijl we ons voorts moeten afvragen, wat we hebben te verstaan onder geoefende vaklieden. In algemeenen zin is een vakman een in zeker vak geoefend werkman en als vak neemt men dan een ambacht, bij voorbeeld het draaiersvak. De bovenstaande uitspraak neemt niet weg, dat men voor de projectiel-fabricage, in dit speciaal bedrijf geoefende, werklieden noodig heeft. In de projectiel-draaierij bijv. zijn wel geen bekwame draaiers (dus geoefende vaklieden) noodig, men kan het werk doen met gewone werkkrachten, maar iedere draaier heeft eene zekere ervaring noodig om behoorlijk te kunnen produceeren en door de ervaring wordt hij ook in dit vak, in beperkteren zin, een vakman. Tallooze voorbeelden ziet men dagelijks in de Projectiel- fabriek van bijv. draaiers, die bij hun indiensttreding nog niet de helft presteerden van hetgeen ze een paar maanden later waard werden. Men zal dan ook de bovenbedoelde conclusie moeten lezen in dien zin, dat men bij de vervaardiging van projectielen en buizen vele werkzaamheden aan iederen gewonen werkman kan a a n- 1 e e r e n. Er gaat uitteraard een tijd mee heen, voordat men ge oefende werklieden krijgt en dat het wel van groot belang kan zijn om voor de munitieaanmaak over geoefende menschen te kunnen beschikken, moge o. a. blijken uit het feit, door Prof. van Roijen zelf als voorbeeld genoemd, dat door Eng. gedurende den oorlog, met behulp van Ned. ronselaars, munitie-arbeiders door 'hooge loonen gelokt werden. Ten einde te kunnen beoordeelen, of eenig persoon die voor den overtocht naar Eng. vergunning aanvroeg voor den munitie- aanmaak in ons land onmisbaar was en hem om die reden de vergunning moest worden geweigerd, werden de aanvragen door het Munitie-bureau gecontroleerd. Zoo'n industriestaat als Eng., dat zeker wel over voldoende geoefende vaklieden (bekwame draaiers) kon beschikken, had toch groote behoefte aan geoefende munitie-werklieden, anderzijds wenschte men in Ned. de geoefende munitie-werklieden niet te missen. Uit het bovenstaande volgt, dat voor de munitie-aanmaak noodig zijn vaklieden en speciale werklieden en dit is een 332

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 38