mémoire des artilleurs du début de 1915: écarts de portée invraisemblables, classification fastidieuse des projectiles, éclate- ments prématures", enz. Daarbij hadden die landen hunne ervaringrijke groote projectiel- fabrieken, met een uitgebreide kern van deskundigen en gerouti neerd personeel, dat voor leiding, instructie, uitbreiding, beschik baar was. Het behoeft wel geen verder betoog, dat wanneer men dit personeel mist, van productie, zelfs al heeft men het materiaal en de werktuigen beschikbaar, de eerste tijden niets terecht komt, zoo er ooit wel iets van komt. Het is natuurlijk overbodig om reeds in vredestijd een groot aantal munitie-arbeiders op te leiden. Zooals reeds gezegd, heeft men hiervoor geen geoefende vaklieden noodig, men kan van eiken middelmatigen werkman een munitie-arbeider maken en in tijd van oorlog zal men over een voldoend aantal ongeschoolde krachten kunnen beschikken, maar er zal toch eene behoorlijke kern beschikbaar moeten zijn en als wij in Indië de Inlandsche toekangs die de kern moeten vormen, loslaten, dan baat ons eene registratie, die Prof. van Roijen ook aanbeveelt, naar mijn overtui ging, niet veel. Dit oordeel is gebaseerd deels ook op het feit, dat onze munitie-arbeiders geen geoefende vaklieden (in alge- meenen zin) zijn. Wanneer een Inlander, die zich met eene speciale bewerking verdienstelijk heeft gemaakt, door ijver en routine een aardig loon heeft weten te verdienen, de fabriek verlaat, vertelt hij niet, waar hij vandaan komt en wat hij daar heeft gedaan, maar noemt hij zich en voelt zich draaier (vakman), al weet hij van de draaibank, waar hij alleen geleerd heeft het projectiel op te spannen en met dezelfde soort beitel steeds dezelfde bewerking te verrichten, verder niets af en al staan zijn handen verkeerd voor elk ander draaierswerk, al is dit nog zoo eenvoudig. Dit heeft zich reeds meerdere malen in de practijk voorgedaan. Terecht zegt de Luit.-Kolonel Lalau op blz. 12 ook, dat we de beschouwingen, die rekening houden met Ned. toestanden, voor Indië slechts mogen gebruiken als leiddraad voor een onderzoek, hoe het hier op Java zou kunnen worden gedaan. Het vraagstuk van de hulp der particuliere Industrie voor de aanmaak van oorlogsmateriaal is niet zoo eenvoudig als er opper vlakkig vaak over geoordeeld wordt. De fabrieken die er voor in aanmerking zouden kunnen komen, zullen in de eerste plaats moeten beschikken over werktuigen en gereedschappen, geschikt voor projectiel-aanmaak. De persinrichting, waarover de Projectiel- fabriek beschikt, kunnen we wel direct buiten beschouwing laten, want een tweede dergelijke inrichting vinden we in Indië niet. De P. F. zou dus moeten beginnen om alleen voor alle halffabrikaten te zorgen. De verdere bewerking dezer halffabrikaten vereischt verder speciale banken en werktuigen van speciaal materiaal 334

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 40