vervaardigd. Omtrent dit laatste kan ik opmerken, dat toen de
P. F. eenigen tijd geleden door een voorraad „freezen" heen was,
het ons, ondanks alle moeite, niet gelukt is, om van de particuliere
industrie voor ons doel bruikbare freezen te betrekken; slechts een
der grootste firma's in Indië had wel het gewenschte materiaal,
maar niet in de bruikbare afmeting, terwijl ook de bewerking dei-
ons toegezonden proefstukken veel te wenschen overliet. Wanneer
ik dan ook verder spreek over de hulp van de industrie bij de
aanmaak van projectielen, heb ik hierbij uitsluitend onze nood-
projectielen op het oog, d. w. z. gietijzeren granaten, want ik geloof
niet, dat we voor onze stalen projectielen op directe hulp van de
particuliere industrie mogen rekenen.
Eene andere zeer belangrijke kwestie is, of de fabrieken, die hulp
kunnen verleenen, uit een landsverdedigingsoogpunt beschouwd,
wel gunstig zijn gelegen. Ook Holland had met deze strategische
voorwaarde rekening te houden, zoo was bijv. de groote N. V.
Overijselsche Ijzergieterij en Machine-fabriek te Deventer uitge
sloten, hoewel deze vermoedelijk wel in staat zou zijn geweest, om
flink mee te helpen.
Welke zijn de fabrieken, die ons kunnen helpen en waar liggen
die? Voornamelijk zal men ze wel moeten zoeken in en om onze
industriestad Soerabaia. Daar zullen ze moeten blijven werken,
want overbrenging in een tijd, waarin de productie zoo hoog
mogelijk moet worden opgevoerd, is niet denkbaar; en dat we
in tijd van oorlog veel munitie zullen moeten maken, is zonder
twijfel; industriestaten als Engeland en Frankrijk zijn zelfs niet
bij machte geweest hun munitie-verbruik door eigen aanmaak te
dekken en moesten daarvoor op groote schaal Amerika te hulp
roepen.
Deze kwestie brengt ons tot een volgend probleem: Wenscht
men de particuliere industrie in tijd van oorlog te benutten, dan
zal eene ev. commissie van voorbereiding zich de vraag moeten
stellen: centraliseeren, of verdeelen? De ondervinding in Holland
opgedaan, geeft ons het antwoord: zoo sterk mogelijke centrali
satie. Dit ligt ook voor de hand, Prof. van Roijen noemt ons als
voorbeeld: de vervaardiging van ledige projectielen, waarbij het
beginsel van massa-aanmaak sterk op den voorgrond treedt en
de tot het uiterste doorgevoerde toepassing er van de productie
gunstig beïnvloedt. Indien meerdere fabrieken aan dien aanmaak
deelnemen, heeft men met even zoovele verschillende inzichten
omtrent de leiding ervan te maken; zal in een groot aantalmet
name in de kleine fabrieken -de uitgebreidheid van de verza
meling gereedschaps-werktuigen niet toelaten de vervaardiging
rationeel in te richten, zoo dat alle werktuigen steeds ten volle
belast zijn en altijd het voor hen meest geschikte werk uitvoeren;
zal transport van grondstoffen en afgewerkte producten meer tijd
en kosten vergen; voor de controle meer personeel beschikbaar
moeten zijn.
335