vlijmscherpe klewang). Het eerste werk van de spits is, te zorgen, dat de patr. zoo ongestoord mogelijk haren weg kan vervolgen; alle hinderlijk over den weg hangende takken e. d. moeten bijtijds door de spits zijn weggekapt. Bestaande voetpaden worden, door loopende links en rechts te kappen (dit natuurlijk als er geen geheime marsch moet worden verricht), gaandeweg verbeterd, boomstammen over ravijntjes waar noodig van een vluchtige leuning (meer tot moreelen dan tot werkelijken steun) voorzien, enz.; hetgeen nog het voordeel heeft, dat de spits wakker blijft, niet gaat boemelen en dat de soldaten in het dragen van de getrokken klewang getraind blijven en niet direct vermoeid zijn als de nood aan den man komt. De spits-comdt a 11 ij d in het midden van zijn afdeeling, dus b. v. langs een voetpad marcheerende drie man voor zich en drie man achter zich. En hier ben ik weer gekomen aan een kardinaal punt, waartegen zeer veel gezondigd wordt. De spits-comdt altijd in het midden, waar en wanneer ook! Zoodra er weer verwacht kan worden, dat er geschoten zal wor den, dan m a g de spits-comdt niet meer voorloopen en ziet hij zich verplicht het midden van de afd. weer op te zoeken. De lezer zal zich zeker wel kunnen indenken hoe de troep dan over zoo'n comdt zal gaan denken! Ik haal hierbij wederom aan een zinsnede uit reeds genoemde voordracht van den Generaal-Majoor Schutstal van Woudenberg: „Maar wanneer de kogels fluiten, dan zullen diezelfde aanvoerders zich wel moeten dekken en wat de een voudige soldaat dan zal denken van zijn aanvoerders, wil ik den H. H. besparen". Ook immer op teekens blijven werken, op zijn hoogst, indien noodig, een klein fluitsignaaltje. Om het gaan boemelen van de militairen te voorkomen en om hen te leeren tijdens den marsch alles wat van belang kan zijn voor de patr. op te merken, hen daarbij voorbereidende voor de oorlogstaak, moet de patr.-comdt waar noodig laten halt houden om enkelen menschen vragen als volgt te kunnen stellen: „Waar ligt ongeveer het bivak, waar we vannacht hebben geslapen". Dit leert den man om zich gedurende den marsch rekenschap te geven in welke richting hij marcheert. In den regel, vertrouwende op den comdt, diens kaarten en kompas loopen de meeste soldaten maar blindelings achter hem aan en komt het dan eens voor, dat hij zelve den weg een beetje kwijt is, hetgeen den besten patr.-comdt kan overkomen, dan is er niemand, die hem een paar aanwijzingen kan geven. In aansluiting met bovenstaande ook nog een raad voor den comdt zelve, nl. dat hij nimmer blindelings op een gids moet vertrouwen, want zoo'n man kan, geheel te goeder trouw zijnde, zich ook wel eens vergissen. Dus altijd met kompas en kaart in de hand den gids blijven contröleeren. 341

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 47