Ook nimmer een gids vóór de patr. uit laten loopen, op zijn
minst achter den spits-comdt, wien de gids de desbetreffende
aanwijzingen geeft.
Ziet de patr.-comdt sporen (b. v. een varkens- dan wel een
hertenpaadje) dan het liefst een niet-jager nemen en hem vragen
wie zoo'n pad gemaakt zou kunnen hebben, want daarmee vergist
zich menigeen in den beginne nog wel eens. De keus zal dan in
den regel wel vallen op pas buiten zijnde Javanen, want Amboi-
neezen en Timoreezen zijn van hun geboorte af zulke woudloopers
en jagers, dat zulks voor hen niet moeilijk valt.
Bij het zien van afgeslagen takken late men nagaan wanneer
die ongeveer kunnen zijn afgeslagen. Op overeenkomstige wijze
handele men bij het ontdekken van voetsporen, sporen van gedoofd
vuur, menscheiijke uitwerpselen, enz.
In het kort op alle mogelijke kleinigheden moet er gelet worden,
opdat het opmerken van deze dingen bij de militairen als het ware
een tweede natuur wordt.
Tijdens de rusten wordt er gerust in de aangenomen marsch-
orde, ook tijdens den grooten eetrust. Niet toestaan, dat er wordt
heen en weer geloopen tusschen de kleine afdn onderling; de
patr. moet in alle omstandigheden „gevechtsklaar" zijn. Mensehen
die samen koken iets wat aangemoedigd moet worden
moeten maar zorgen des morgens vóór den afmarsch hun portie's
verdeeld te hebben. Het spreken is nu toegestaan, mits niet te
overluid.
Tijdens den marsch mag er niet meer gesproken worden. Een
ieder heeft rechts en links om zich heen te kijken, men kan nooit
weten, zelfs tijdens een pacificatie patrouille, of men niet op iets
ongerechtigs zal stuiten, (zooals b. v. een man, die met een onge
registreerd geweer rondloopt,'e. d.).
Nooit magdebevolkingoverlaston dervinden
vanpatrouilles. Dus bij het passeeren van ladangs er streng
op letten, dat er zoo in het voorbijgaan niets wordt meegesnoept,
(als b. v. suikerriet). Toezien, dat de militairen betalen, wat hun
gevraagd wordt en niet maar laten wegnemen en dan maar betalen
met het gezegde: „Soedah, dat is genoeg".
In bewoonde oorden bivakkeerende, zeer streng op de bij den
trein ingedeelde veroordeelden letten, ter voorkoming van dief
stallen en ongeoorloofdheden tegenover de vrouwen.
Juist in een te pacificeeren gebied moet trouwens de marsch-
discipline sterker gehandhaafd worden dan ergens anders, want
niet alleen, dat daar gepatrouilleerd moet worden voor machts
vertoon, maar ook om te bewijzen, dat de kompenie er niet alleen
op uit is om met die soldaten opstanden te dempen, maar ook
om met hunne hulp ordelijke toestanden te scheppen, waarvan de
bevolking op den duur de voordeden wel zal inzien. Begrepen
wordt dan, dat door de aanwezigheid van soldaten hun eigen
342