Na afloop van een eenigszins belangrijk gevecht zal men eerst den volgenden dag een overzicht krijgen van den nieuwen toestand en aangeven, welke wijzigingen in de opstelling noodzakelijk worden geacht, welke wijzigingen in den daarop volgenden nacht kunnen worden aangebracht. De tegenaanval. De comp. is de kleinste eenheid, die wordt in gezet voor een tegenaanval of tegenstoot; kleinere afdn worden tengevolge van hare geringe frontbreedte gemakkelijk onder flan- keerend vuur genomen; bij de verdediging van bewoonde oorden is men echter aan de wegen gebonden en bezigt men hoogstens sectiën. Het meest geëigend voor den tegenaanval is het Baton; dit kan ver genoeg achterwaarts worden opgesteld tot vermindering van de verliezen door art.-vuur en heeft voldoende kracht, temeer daar de tegenaanval wordt gedaan, zoodra de aanvaller is vastgeloopen en reeds het grootste deel v,an zijn kracht heeft ingeboet. Is de vijand nog in beweging, dan heeft de tegenaanval weinig kans van slagen. Het doel van den tegenaanval is: le. den tot stilstand gekomen aanvaller z. v. mog. uit de weerstandszone terug te werpen; 2e de troepen aldaar weder op sterkte te brengen. Om dit laatste te bereiken, moet de tegenaanval frontaal geschie den. Een tegenaanval in de flank van de tegenpartij is uit een strategisch oogpunt zeer aan te bevelen wegens zijne ver-strek kende gevolgen (flank-tegenaanval van Manoury en de D. tegen aanvallen bij Cambray). In tactischen zin is Pfeifer geen voorstan der van den tegenaanval in de flank, omdat men dan zelf weder in de flank genomen wordt en bloot staat aan flankeerend art.- vuur, terwijl na het gelukken van een flankeerenden tegenaanval de reserves van de tegenpartij de eigen troepen in de flank aan grijpen. Voorts wordt dan niet voldaan aan den onder 2e hierboven genoemden eisch. De tegenaanval moet zorgvuldig worden voorbereid en kan zoowel door het Baton van de 2e linie, als door het reserve-Baton geschieden. In het eerste geval wordt het Baton comp.-gewijze in één lijn opgesteld om onmiddellijk voldoende vuurkracht te kunnen ontwikkelen, indien het voorste Baton boven verwachting snel overhoop is geloopen. Oefeningen in het vlug samentrekken op den rechter- of linker-vleugel of op het midden zijn hoofdzaak; met het oog op den korten afstand tot den vijand is er geen sprake van het Baton eerst te verzamelen. Aangezien de frontbreedte van een aanvallend Baton 600 a 700 M. bedraagt, wordt de tegenaanval dus gedaan over ongeveer de halve breedte van de eerste linie, hetgeen voldoende geacht wordt, omdat het zeer zelden zal voorkomen, dat de aanvaller nergens door het voorste Baton wordt tegengehouden. De tegenaanval van het reserve-Baton geschiedt na opmarsch 298

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 4