uitgestuurd ter contröleering van eenige gegeven bestuursmaat regelen. De wijze waarop deze korporaal altijd gewend was geweest om zijn opdrachten uit te voeren, had reeds lang verbittering bij de bevolking verwekt en zoo had men op een goeden dag het plan opgevat hem naar de andere wereld te helpen verhuizen. Het plan, meesterlijk bedacht en meesterlijk uitgevoerd, gelukte volkomen en met hem verhuisden dan helaas ook zijn metgezellen. Men bevond zich n. 1. in een streek met veel herten en kwam de hoofdaanlegger op het idee den korporaal een kleine jachtpartij voor te stellen. Hij zou het dan wel regelen. Accoord! Een kring van posten werd uitgezet om de opgedreven herten op te vangen. Elke post bestond uit één gew. pol.-dienaar en één, van een scherpe parang voorziene, man van de bevolking. De parang zou dienen om er de aangeschoten herten mee af te maken! De jachtpartij beloofde succes, zoo goed werd alles geregeld! Het leergoed werd afgelegd en één pol.-dienaar erbij op post gezet. De opperjager vroeg echter om zijn karabijn, omdat hij de eenige was, die ermee kon schieten. Toegestaan! Alles stond nu gereed, maar op een gegeven moment werden de scherpe parangs niet gebruikt- voor de nog aan te schieten herten, maar kregen, op een afgesproken teeken, de korporaal en zijn ongelukkige metgezellen het scherpe wapen op het hoofd. En daar lag de patrouille! In een paar seconden had dit drama zich afgespeeld. De op post staande pol.-dienaar, geen wapen meer hebbende vluchtte. Vluchtte in zee en werd zwemmende, ik vermeen met zijn eigen karabijn, afgemaakt! En zulks is gebeurd in den jare 1919, toen het overal in onzen Archipel rustig was! Wederom een les voor velen. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht! Meerdere verhalen zou men zoo uit onze Indische Krijgsge schiedenis kunnen opsnuffelen (men denke maar eens aan het in den pan hakken van een patr. onder twee jonge luitenants op Celebes 15 jaar geleden!) en 't ware wenschelijk, dat iemand met een vaardige en boeiende pen die voorbeelden in een boekje verzamelde, echter zonder namen te noemen. Ik wed, zulk een boekje zou veel gelezen worden en veel nut stichten. Men leert veel meer door het kennismaken met begane fouten, met wat men niet moet doen, op prettige, onderhoudende wijze neergeschreven dan door alleen te bestudeeren wat men wél moet doen, 't geen op zich zelf reeds een vrij droge bezigheid is. Een volgende maal hoop ik tijd en gelegenheid te hebben om terug te komen op het tweede deel van mijn opstel n. 1. de te volgen tactiek tegenover den I. V. Daar hierover reeds de noodige bronnen te bestudeeren zijn, zal dat opstel uiteraard vrij kort zijn 345'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 51