348 We lezen, dat de Harskampcommissie opmerkte„Duidelijk is aan den „dag getreden, dat het niet scherp vasthouden aan de gestelde eischen van „geschiktheid ten aanzien van officieren en onderofficieren een( goede ver- „houding tusschen meerderen en minderen niet heeft bevorderd Uit het verdere betoog blijkt echter, dat de geest bij een deel van het Leger en de Marine toch niet zonder bedenking was. Daarna volgt een artikel waarin de heer Stieltjes terugkomt op het stukje „Plaatsing van Intendanten in de Buitengewesten' en opkomt tegen een z. i. daarin opgesloten verwijt aan het adres van de officieren der Mil. Administratie- In een nachrift geeft de Schr. van het genoemde artikel te kennen, dat zulk een verwijt geenszins in de bedoeling heeft gelegen. Daarna volgt eene opsomming van de hoofdpunten van de Eerste Nota van de Mil. Salariscommissie, waarbij gelijk bekend— gestreefd is naar overeenstemming met de grondslagen, welke de Burgerlijke Commissie zich voor een Indisch bezoldigingsstelsel heeft gedacht. Bij bedoelde grondslagen iscurieus genoeg o. i.— de ijzeren wet van vraag en aanbod goeddeels buiten beschouwing gelaten. Vervolgens betoogt de heer Bicknese in een artikel„De pharmaceutische dienst in verband met de door de militaire salariscommissie voorgestelde salarisregeling.", dat de a. s. apothekersbezoldiging onvoldoende moet worden geacht. Daarna komt een schets: „Donkere Wolken", waarin een beeld gegeven wordt van den soms verre van rooskleurigen toestand, waarin een offi ciersgezin kan verkeeren. „Intendant" wil de vier gewestelijke Intendances op Java herstellen en betoogt hiervan de noodzakelijkheid. Het wil ons voorkomen, dat er ernstige bedenking bestaat om den Divisiecommandant 2 los van elkaar staande intendanten toe te voegen en dat dus de Divisie-Intendant behouden dient te blijven. Heeft deze het tegenwoordig te druk om behoorlijk zijn taak te vervullen, dan decentraliseere men en schaffe men verder eindelijk een groot deel van den paperassenwinkel af. Uit het artikel zij het volgende overgenomen: „In dit verband moge nog vermelding vinden, dat het voor de legerverpleging nuttig zou zijn, indien onze gewestelijke intendanten meer contact zochten met de Kamers van Koophandel en Nijverheid binnen hun verplegingSgebied gevestigd. De Regeering zou onze intendanten indien zulks Haar werd verzocht wellicht in de gelegenheid wilien stellen, de vergaderingen dier Kamers bij te wonen. Alle gegevens omtrent handel en nijverheid en verkeer, welke op deze wijze worden verkregen, zullen in tijden van dreigend oorlogsgevaar, wanneer de intendance aan vulling van hare voorraden door aanschaffing in Indië (Java) behoeft, van groot belang zijn." Verder treffen we aan de circulaire D. v. O. I. van 23-4-23 No. 96/1 over politiek in het leger en een verkort verslag van de bespreking, welke op 6 April 1923 door de afgevaardigden der N. 1. O. V. met de militaire sala riscommissie is gevoerd, naar aanleiding van de eerste nota van deze commissie. „Wij mannen van de eerste en tweede compagnie, derde bataljon, eerste .regiment detachement Amersfoort, de zoogenaamde muiters, verklaren, ,'dat wij zullen optreden tegen ieder, die in dezen ernstigen tijd de wette lijke orde verstoort en wij in dat geval onvoorwaardelijk de bevelen van "onzen kapitein zullen opvolgen. Deze verklaring wordt afgelegd door alle „manschappen, zonder onderscheid van politieke richting."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 54