350 uitgaande van de omstandigheid, dat bij den aanval de int. zal stuiten op kleine hindernissen, welke niet door de art. (in de hand van den D.A.C.) kunnen worden onder vuur genomen, terwijl het int. geschut evenmin voldoende uitwerking op deze doelen kan verkrijgen, tot de slotsom, dat de Regt. Comdtn der int. juist in die periode noodig hebben kleine art eenheden, die geheel onder hun bevelen staan en die dus als begeleidende art. dienst doen. De artilleristen vinden dit krachtversnippering en wijzen er op, dat het volgen van de int. meestal onuitvoerbaar is, wenschen daarom voor de inf. beter inf. geschut; de infanteristen echter hebben ondervonden, dat op de bovenaangegeven wijze op tijd steun van de art. is te verwachten en dat het inf. geschut onvoldoende is geblèken. Wellicht ligt de waarheid ook hier in het midden; n. o. m. is ook hier het terrein de alles beheerschende factor. „Beschouwingen over den stikgasstrijd enz." vermeldt de verliezen, welke door het blanke wapen, de verschillende projectielen en het gas zijn veroorzaakt en geeft aan, dat door het gebruik van traanverwekkende gassen het mogelijk is den vijand onschadelijk te maken zonder dat menschen- levens verloren gaan. Waar vooral in Ned. een overval door vliegtuigen, die gasbommen kunnen werpen, zeer waarschijnlijk is te achten, wenscht Schr. dat aan ieder militair een gasmasker wordt verstrekt, dat hij z. n. ook medeneemt wanneer hij met groot verlof vertrekt. Ook „Iets over stikgassen enz." geeft eenige gegevens, welke echter, althans voorloopig, geen nieuwe gezichtspunten openen (wordt vervolgd). „Het Belgische inf. reglement" wordt aan een bespreking onderworpen. Aangehaald zij: „Bedenken wij toch, dat in alle legers met oorlogservaring de vormendienst en de gesloten exercitien nog op volle waarde worden geschat; een totaal afschaffen van al deze zaken zooals ten onzent heeft plaats gehad, is geheel verkeerd". Iets waarmede ieder doordenkend officier het eens moet zijn. Ook m.b.t. parades en wapenschouwingen toont hij aan hoe in het Belgische leger nog waarde wordt toegekend aan mil. vertoon en uiterlijke vormendienst. Een flinken troep ziet ieder nog gaarne en is een van die zaken, welke het leger populair maken. Als men van het mili taire métier alle franjen wegneemt is het in vredestijd ten doode opge schreven." Juist! en we zouden hieraan willen toevoegen: speelt men in de kaart van de destructieve partijen. Schr. wijst er op, dat in dit voorschrift als middel om het munitieverbruik te beperken kan worden aangegeven, dat een zeker aantal patronen mag worden verschoten. De lengte van de sprongen bedraagt gewoonlijk niet meer dan 15 a 20 M., terwijl voorts eenige gegevens omtrent de opleiding van den groep, het peloton en de compagnie worden verstrekt. In Kol. Studiën Febr. wordt in „Persoverzicht" aangetroffen „Ontwikkeling van de landen der Nanyo (Zuidzee) volgens een vreedzaam plan De Schr. propageert een vreedzame indringing van den archipelhij wijst er op, dat er wel plaats zou zijn voor meer dan 5 millioen Japanners, dringt op spoed aan, opdat men anders den Am. de kans laat zich met ontzachelijk kapitaal in de Nanyo te nestelen Cav. Tijdschrift Jan. In „Tactisch-applicatorische studiën" worden eenige wenken t-a. v. het gebruik van cav. en wielrijders gegeven, welke waard zijn te worden overdacht; jammer, dat de kaart, waarop de hande lingen zich afspelen, niet binnen het bereik van een ieder ligt. Schr. onderscheidt 4 verschillende verkenningsdiensten, den strategischen-, den tactischen verkenningsdienst, de veiligheidsverkenning en de speciale ver kenning waarvoor .steeds een deel van de organen moet worden gere serveerd. „Zoo mogelijk wordt steeds in deze vier soorten verkennings dienst voorzien, waarbij de tactische verkenningsorganen, sub. 2 vermeld, zoo sterk mogelijk worden gemaakt, indien het moet, ten koste van de drie andere." Omtrent het zenden van berichten wordt aangegeven: „Als men te royaal is met het zenden van berichten van weinig waarde, is men zijn ordonnansen en verbindingsmiddelen kwijt als er een werkelijk belangrijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 56