De oorlog leerde, dat de comp. mitrailleurs, indien zij vereenigd optreedt, onder de bevelen van den Bat.-Comdt moet staan, terwijl de aan de compn toegevoegde sectiën onder de bevelen van de betrokken comp.-comdtn worden gesteld, ook al plaatsen deze die hulpwapens tijdelijk in de aanvalsstrook van een neven-afdeeling om van daaruit flankeerd vuur af te geven. Pfeifer geeft aan, dat per Baton gewenscht zijn: 5 sectiën zw. mitrs a 2 geweren, n. 1. per comp. 1 sectie en 2 sectiën t. b. van den Bat.-Comdt1). In den marsch verdeelt men deze wapens reeds over de compn en marcheeren de resteerende 2 sectiën aan den staart van het Baton, waardoor zware verliezen bij een vuuroverval voorkomen worden (een vereenigde comp. zw. mitrs vormt een te groot doel) en de comp.-comdt onmiddellijk de beschikking heeft over zijn mitrs. De mitrs marcheeren bij voorkeur aan het hoofd van de comp. om zoo spoedig mogelijk in stelling te kunnen komen, ten einde haar vuur te openen, of doelen op te sporen; een uitzondering hierop maakt de sectie toegevoegd aan de spitscomp., waarbij de mitrs met het oog op ev. hinderlagen op 200 M. achter die comp. volgen. Is het aantal sectiën gelijk aan het aantal compn van het Baton, dan verdient het de voorkeur geen zw. mitrs toe te voegen aan de achterste comp., doch deze t. b. van den Bat.-Comdt te stellen. Lichte mitrs. Hunne hoofdtaak is het afgeven van schuin vuur, waarbij het linker geweer naar rechts en het r. geweer naar links vuurt; slechts bij uiterste noodzaak vuren zij frontaal in de eigen aanvalsstrook. Door dit schuine vuur zal, vooral op de kleine af standen, de inf. bij haar voorwaarts gaan genoodzaakt zijn naar het midden aan te sluiten, waardoor de tusschenruimten kleiner worden, doch dit is geen nadeel, zelfs een voordeel, omdat het bij het binnendringen in een stelling gewenscht is een minder ijle tir.-linie te hebben. Vooral in den Stellingoorlog of bij den aanval op eene ingerichte stelling is het noodzakelijk, dat een groep niet vooruitgaat, vóór dat het vijandelijk front onder vuur wordt genomen door den neven- mitr. (ondersteuningsvuur). Ook al is de vijand onzichtbaar, dan moet deze regel toch worden opgevolgd, want schuin vuur, dat tot 10 M. boven 's vijands hoofd gaat, dwingt hem zich te dekken; dientengevolge moet de l.-mitrailleur niet te lang naar de juiste plaats van de doelen zoeken, want breedstrooien geeft reeds vol doende succes. Om nu het voorwaarts gaan te doen ondersteunen door vuur, geeft Pfeifer de volgende regels aan. Wil een I.-mitr.-groep vooruit, dan geeft het een korte serie vuur in de strook van het neven geweer, waarop deze het vuur moet openen en eerstbedoelde groep Wanneer zullen wij over dit aantal kunnen beschikken? 378

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 20