zich voorwaarts kan bewegen, of wèl, het bevel om voorwaarts te gaan wordt doorgegeven aan het nevengeweer1). Indien bij uitzondering een l.-mitr. geen schuin vuur kan af geven in de bevolen richting 2), doch wel naar de andere zijde, dan moet dit laatste worden gedaan. Lichte mijnwerpers. Deze wapens zijn in den Bewegingsoorlog weinig bruikbaar, omdat het te veel tijd vordert om ze in stelling te brengen en de munitie-aanvoer hen te zichtbaar maken; de stellingen moeten half of geheel gedekt zijn. Per comp. van de voorste linie wordt 1 1. mijnwerper ingedeeld, die het vuur moet openen, zoodra de comp. niet verder vooruit kan. Er moet een innige samenwerking bestaan tusschen dit wapen en de zw. mitrs. De maximum afstand van het werkzaam vuur is 900 a 1000 M., zoodat, in verband met de wenschelijkheid om het vuur tot 300 M. in de vijandelijke stelling te brengen, de L mijnwerper bij voorkeur wordt opgesteld tusschen de beide secties van de voorste linie en de ondersteuningssectie. Opent de verde digende inf. haar vuur boven de 400 M., dan moet de 1. mijnwerper nog verder naar voren in stelling worden gebracht. Opstelling in de&voorste linie is nadeelig met het oog op de groote kans van vernietiging. De 1. mijnwerper staat onder de bevelen van den comdt van de comp., waaraan hij is toegevoegd. Beschikt de Bat.-Comdt over 2 mijnwerpers, dan deelt hij bij elk der compn van de voorste linie één hunner in; zijn er meer, dan worden zij over die compn ver deeld en met groote tusschenruimte opgesteld. Opstelling achter den binnenvleugel van de comp. is de meest geëigende plaats, Aangezien de voorraad mijnen beperkt en aan den aanvoer van de reserve-mijnen groote bezwaren verbonden zijn, moet elk schot nauwkeurig worden waargenomen, waartoe een telef. verbinding tusschen waarnemer en mijnwerper noodzakelijk is. Infanteriegeschut. Na de opvoering van het aantal mitrs moet het idee om de infanterie een sprong te laten maken na verkregen vuuroverwicht als verouderd worden beschouwd. Een frontale aanval zonder hulpwapens als infanterie-geschut, mitrailleurs en mijnwerpers is thans slechts mogelijk bij mist, nacht, in bosschen en in het algemeen in zulk terrein, waarbij de inf. tot op 200 M. gedekt kan naderen. De infanterie moet bij hare voorwaartsche beweging gesteund worden door het vuur van die hulpwapens. Wegens den grooten afstand, waarop de Div.-art. vuurt en de bezwaren verbonden aan de waarneming, zal het onmogelijk zijn alle verdedigingswerken te vernietigen. Door de spreiding van hare schoten op die afstanden, kan zij de eigen inf. slechts steunen 1). M. i. zullen deze regels practisch niet altijd uitvoerbaar zijn. 2). M. i. is dan de opstelling niet juist. 379

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 21