voorste comp. Hoofdzaak is een goede telef. verbinding tusschen waarnemer en stuk. Worden de stukken 's nachts in stelling gebracht, dan kan men meer munitie in de stelling brengen, en worden de voertuigen teruggezonden naar de plaats van den Regtsstaf. Dringt de aanvaller de stelling binnen, wordt de afstand te groot, of wordt de waarneming onmogelijk, dan moet het inf.-geschut van stelling verwisselen; het zal dan ongedekte opstellingen in nemen om onmiddellijk gereed te zijn het vuur te heropenen. Het oprijden onder het vijandelijk vuur, alsmede het innemen van die stellingen, zal veelal mogelijk blijken, omdat de eigen inf. dan reeds de opstellingen van de vijand, art. zal bereikt hebben, of wel zóó dicht is genaderd, dat deze zal moeten teruggaan'). Ook in den Bewegingsoorlog zijn halfgedekte opstellingen de meest gebruikte; zij worden eveneens zoo eenigszins mogelijk gedurende den nacht ingenomen; indien zulks niet kan geschieden, moeten de stukken in stelling worden gebracht tegen het einde van de voorbereiding door de Div.-art. Het inf.-geschut mag het vuur eerst openen, nadat de aanval door art.-vuur is voorbereid geworden, omdat vóór dien tijd de waarneming onmogelijk is, de kans groot is, dat het munitie ver spilt op doelen, die de Div.-art. bevuurt en omdat het anders gevaar loopt wegens den kleinen afstand spoedig ontdekt en ver nietigd te worden. Is de inf.-aanval eenmaal ingezet, dan vormt deze het voor naamste doel voor de verdedigende art. en is bovendien die art. reeds verzwakt door de geleden verliezen, zoodat het inf.-geschut alsdan krachtiger steun kan verleenen en zijn vuur minder spoedig uitgedoofd zal worden. De Uitvoering van den Infanterie aanval. Het meest te vreezen wapen van den verdediger is de mitr.; 1 of 2 dier wapens hebben in den laatsten oorlog onder gunstige omstandigheden den aanval van een geheel Regt tegengehouden. Al moge het der art. ook gelukken bressen te schieten in de stelling, haar stormrijp maken kan zij niet, omdat haar vuur de mitr.-nesten niet kan vernietigen. Stoot de inf. op een aaneengesloten front, of ontvangt zij vuur (mitr.-vuur), dan wordt halt gehouden en dekking gezocht; in geen geval mag zij onder mitr.-vuur blijven vooruitgaan; slechts de comdtn verkennen het terrein om den vijand te ontdek ken. Gelukt dit, dan geven de l.-mitrs uitwerkingsvuur af, welk vuur versterkt wordt door inf.-vuur, indien de inf. geen dekking kan vinden in het terrein, of wel, wanneer de inf. gedekt ligt, doch de afstand zóó klein is, dat elk schot een treffer moet zijn. In de overige gevallen vuurt de infanterie-groep niet. ■jj Dit geldt natuurlijk slechts voor die art., welke speciaal voor de nabij- verdediging is aangewezen. 381

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 23