Verder geschiedt de aanval, zooals is beschreven bij het gebruik
van de l.-mitrs. De manschappen van de l.-mitrs-groepen mogen
zich vooral niet samenhoopen om het geweer, want dan zou dit
spoedig onderkend en buiten gevecht gesteld worden en bovendien
zouden zij zelf groote verliezen lijden; hun tusschenruimte moet
gelijk zijn aan die van de tirailleurs.
Beneden de 300 M. gaat men met het oog op de groote trefkans
man vóór man voorwaarts; indien men dit ook boven dien afstand
deed, zou dit aanleiding kunnen geven tot het verliezen van het
verband.
Het „man voor man" voorwaartsgaan moet stelselmatig beoefend
worden, want in verband met het schuine vuur van eigen en vijan
delijke mitrs is het noodzakelijk recht vooruit te gaan.
Öp 200 M. gekomen blijven de l.-mitrs in hunne opstellingen
en ondersteunen van daaruit het binnendringen in de stelling; de
inf. gaat door de openingen tusschen de mitrs door en moet dan
een weinig naar het midden aansluiten om het vuur dier wapens
niet te onderscheppen.
Indien enkele afdn vóór de andere in de stelling zijn binnen
gedrongen, dan moeten hare l.-mitrs niet te vlug omzwenken om
flankvuur af te geven op de vijandelijke nevenafdn, die nog stand
houden, omdat zij dan kans loopen zelf in de flank gegrepen te
worden. Bovendien is dat flankeerend vuur niet de taak voor de
voorste inf.-linie, doch van de ondersteuningstroepen en reserve's.
Wel echter moeten die l.-mitrs zóódanig worden opgesteld, dat zij
het voorwaarts gaan van de achtergebleven nevenafdn kunnen
steunen; zoo spoedig mogelijk sluiten zij weder bij de eigen afdn
aan.
Indien de voorste inf. op een enkel steunpunt stoot, dan blijft
alles voorwaarts gaan in de oorspronkelijke aanvalsrichting,
behalve de recht tegenover dat punt aanvallende afd., die onmid
dellijk dekking zoekt. De inf.-groepen en de 2e bediening van de
l.-mitrs gaan in de open ruimten naast dat punt vooruit, terwijl de
l.-mitrs dit onder vuur nemen; eerstgenoemde groepen vallen dat
punt in de flank aan. Met het oog op den korten afstand en in
verband met den uit te voeren flankaanval gaat de buitenvleugelman
het eerst vooruit en sluiten de overigen achter hem op den bevolen
afstand op; door eene wending rechts of links is dan de tirailleur
linie geformeerd; de aanval moet alsdan zoo snel mogelijk plaats
hebben, waartoe zelfs op de kleinste afstanden minstens met
groepen tegelijk moet worden vooruitgegaan. Heeft de vijand tijdig
zijne mitrs in het nieuwe front in stelling kunnen brengen, dan is
het voordeel verbonden aan een flankaanval voor een groot deel
verloren gegaan en moet de aanval geschieden, zooals tegen een
verdedigd front is beschreven, - dus man voor man vooruitgaan
en is de kans groot, dat de afdn, die oorspronkelijk den frontaanval
deden, minder vuur zullen ontvangen en moeten deze alsdan on-
382