middellijk overgaan tot den snellen aanval. Dit afwisselend voor
waarts gaan van afdn en van „man voor man", naar gelang van
den ondervonden tegenstand, moet stelselmatig beoefend worden.
Wat betreft het gebruik van rookverwekkende handgranaten
vermeldt Pfeifer, dat deze tegen een aaneengesloten front weinig
succes hebben; wèl echter tegen afzonderlijke mitr.-nesten en kleine
weerstandspunten.
Bij den aanval wordt steeds verband gehouden met de voorste
afd., onverschillig of deze al dan niet was aangewezen als de afd.,
waarop zulks moest geschieden.
De volgende liniën van het Baton en de zich daarachter bevin
dende zware mitrs moeten de flanken beschermen; slechts in geval
van ncod kan de comp.-comdt daarvoor een l.-mitr.-groep of een
geheele sectie afzonderen.
Is de aanvaller de stelling binnengedrongen, dan moeten zonder
nader bevel de l.-mitr.-groepen, die zich op de flanken van de
binnengedrongen afd. bevinden, buitenwaarts front maken om de
nog m tact gebleven mitr.-nesten te vernielen, waarna zij zoo
spoedig mogelijk weder aansluiten bij hare eigen afdn.
Hebben de ondersteuningstroepen aan hunne opdracht om mitr.-
nesten of weerstandspunten, die den aanval belemmeren, in de flank
aan te grijpen, voldaan, dan hernemen zij hun afstand tot de
voorste linie door zich ter plaatse zoo lang gedekt op te stellen.
Is de aanvaller verplicht tijdelijk over te gaan tot de verdediging,
dan moet zoo spoedig mogelijk eene opstelling in de diepte wor
den ingenomen, waarbij de afstanden zoo eenigszins mogelijk naar
voren worden genomen; van groot belang hierbij is het spoedig
herstellen van het verband tusschen de zw. mitrs met de comdtn
van de eenheden, waaraan zij waren toegevoegd. Indien er in het
voorterrein punten zijn, van waaruit deze hulpwapens over de
inf. kunnen heenvuren, dan moet het hoofdwapen alles in het werk
stellen, opdat die stellingen kunnen worden bezet. Zijn dergelijke
gunstige stellingen niet te vinden, of is het onmogelijk deze te
bezetten, dan moeten de zw. mitrs i n de voorste lijn stelling nemen,
tenminste indien de afstand daarvan tot de vijandelijke linie
belangrijk grooter is dan 400 M., b. v. 6 a 800 M. omdat
bij eene meer achterwaartsche opstelling, de afstand te groot is
om werkzaam vuur te kunnen afgeven. Aangezien 's vijands tegen
aanval of tegenstoot hoofdzakelijk door zijne inf. geschiedt en de
tijd om deze door de zw. art. voor te bereiden, ontbreekt, zijn aan
evengenoemde opstelling geen groote nadeelen verbonden.
Is in het bovenvermelde geval de afstand tot den vijand kleiner
dan 400 M., dan kunnen de zw. mitrs ook achterwaarts worden
opgesteld en vergrooten zij daardoor de diepte van de weerstands
zone der compn.
Ten slotte behandelt Pfeifer de plaats van de verschillende
staven, en wenscht hij den A. B. in den Bewegingsoorlog dichter
383