de Kruistochten dateerend préstige in de Mohammedaansche
wereld.
De eerste voorstellen van den generaal Mollière in 1845, van
den gen. Esterhazy in 1858, van den gen. Martimprey in 1864
en van den majoor Rinn in 1881, die geen ander dan een succès
d'estime hadden, kortheidshalve overslaande, wordt bij de behan
deling van de militiewet van 15 Juli 1889, door de afgevaardigden
Gaulier en Michelin, voorstanders van een assimilatie a outrance,
het voorstel gedaan alle inheemschen van Algiers aan den dienst
plicht te onderwerpen, zulks als eene voorbereiding tot een alge
meen verleenen van het Fransch burgerrecht aan inlanders. Het
voorstel werd na hevige bestrijding van den afgevaardigde van
Constantine, Thomson, ingetrokken, maar had toch als gevolg art.
84 van voornoemde wet: Les conditions spéciales du recrutement
des corps étrangers et indigènes seront réglées par décret, jusqu'a
ce qu'une loi spéciale ait déterminé les conditions du service
militaire des indigènes.
Een dergelijk voorstel werd in 1890 wederom ingediend door
den afgevaardigde Martineau. Men zond het aan de Commission
de l'armée tot onderzoek, die het fn handen stelde van het hoofd
van den Generalen Staf, den generaal Miribel. Deze zond het den
Opperofficieren in N. Afrika met verzoek om beschouwingen en
raad, wat twee diametraal tegenovergestelde meeningen tot uit
komst gaf. De geneaal Roque noemde het voorstel praematuur,
aangezien-waar dienstplicht de consequentie was van het
Fransche burgerschap-men, naar zijne meening, eerst van de
inlanders Fransche burgers maken moest; bovendien voorspelde
hij heftigen weerstand van inl. zijde. De generaal Philibert daaren
tegen, achtte invoering van dienstplicht gewettigd als eene tegen
prestatie voor de voordeelen door de inlanders genoten door de
Fransche kolonisatie. Hij meende de invoering gemakkelijk, zonder
ernstige oppositie van moslimschen kant en schreef dienaangaande
in „la France Militaire" van 2681896: „11 n'y a pas de raison
pour ne pas faire en Algérie ce qui se fait en Tunisie, car, si c'est
possible d'un cöté, cela l'est aussi de l'autre. Je ne me dissimule
pas que bien des gens vont opposer a cette conclusion bien des
difficultés. Sans doute, il y en a de nombreuses; il faut, pour arriver
au résultat, bien des efforts, bien du travail et de la volonté. Mais
regardez ce qui se passé en Tunisie; cela prouvera que ce n'est
pas chose impossible. Regardez notre alliée, la Russie; c'est son
grand moyen de progrès; sitót une population soumise, elle entre
dans l'armée, y acquiert des droits, y prend le sentiment du devoir
et fait partie de l'empire au même titre que le reste. Nous achar-
nons a séparer de nous les Arabes, au lieu de faire effort pour les
rallier. 11 est temps que cela cesse."
Dit meeningsverschil bracht het voorstel ten val: de nood drong
nog niet.
360