8. DE VOORCOMPAGNIE BIJ DEN AANVAL')2),
door M. R. H. Calmeyer.
In een voorgaand artikel is door mij de „voorcompagnie" in eene
verdedigende opstelling besproken. Uitgaande van de daar weer
gegeven, vrijwel algemeen aangenomen, beginselen, zal thans wor
den behandeld, hoe een in hooger verband optredende aanvallende
„voorcompagnie" de moeilijkheden, verbonden aan het breken van
een op dergelijke wijze georganiseerden weerstand, kan over
winnen.
Deze moeilijkheden mogen niet gering worden geacht. Bleek
reeds in de eerste weken van den Wereldoorlog, dat men het
afstootend vermogen der toen gebruikte vuurwapenen aanmerkelijk
had onderschat3), sedert dien heeft de invoering van talrijke auto
matische snelvuurwapenen de weerstandskracht van een verdedi
gende opstelling nog aanzienlijk opgevoerd. Wel plukt ook de
aanvaller de voordeelen dezer verbeterde bewapening, doch in
geringere mate, daar de uitwerking van het mitr.-vuur zeer afhan
kelijk is van een juisten vizierstand en deze, evenals ook de
samenwerking der gevechtsgroepen, bij den verd. steeds beter zal
verzekerd zijn, dan bij den aanv. Bovendien behoort het snel en
doelmatig verbeteren van het terrein thans, meer dan eertijds, ge
meengoed van aanvoerders en troep te zijn geworden, waardoor,
indien zulks het geval is, de voorsprong van den verd. nog wordt
vergroot. Bij den tegenwoordigen stand van het bewapenings
vraagstuk kan dan ook zonder overdrijving gezegd worden, dat
de verdediging thans tactisch de sterkste vorm
is.
De woorden van v. Clausewitz4) „Eigentlich ist die Gering-
schatzung der Verteidigung immer die Folge einer Epoche, in der
Ter publ. ontv. 22 3 23 Red. I.M. T.
(2). Bij de samenstelling dezer studie zijn geraadpleegd A. De volgende
voorschriften: ,,Gev. Handl." (N.I.) punt: 83 115; „Gev. Voorschr."
(Ned.) punt.: 45—90; „Aanw. bij de opl.der Inf." (Ned.) hoofdstuk C.
punt: 57—73 en D. punt:80—103; „Règl. prov. de man. d'Inf." II.
(Fr.) punt: 55—126; „Inf. Training" 11 (Eng.) punt: 34—38; B. Rohr-
beck's „Taktik" punt: 91-98,103-106,108 117.119-126,211-223;
Culmann's „Cours de Tactique" blz. 277- 289; Bruijn's „Handboek
der Taktiek" blz. 43—53; Pfeiffer's „Gesichtspunkte" blz. 148—317,
„Ex. Regl." punt: 391—504 en „Begründung" blz. 99—105; Balck's
„Entw. der Taktik im Weltkriege'blz. 202—238Engelhard's „Conseils"
blz. 1 —46; C. Vele tijdschriftartikelen w.o.: „Mil, Speet." 1920 blz.
197 e. v „Aanv. en verd. door comp. en bat." door Schmidt, (vooral
197 205): „ld" 1923, blz, 2 e.v. „Over de aanw. bij de opl. der lnf."
door Ontrop; „Mavors" 1920 blz. 1. „Over het aanv. gev. der Inf."
door Jhr. Alting von Geusau; „Monatsh. f. Pol. und Wehrmacht"
Nov. en Dec. 1922 „Die Lehren und Erf. des Weltkrieges" door Kapt,
Altrichter.
(3). Zie „Kritik des Weltkrieges von einem Generalstabler", H. Ritte
Leipzig 1921, hoofdstuk IV.
(4). „Vom Kriege", 6e. Boek, 2e. Hoofdstuk.
395