De kans bestaat dan, dat iedere g.-m.-groep tegen een vijandelijk
nest vastloopt, terwijl de C.-Comdt geen enkele dezer groepen
meer in de hand heeft om een dergelijken weerstand met flankeerend
vuur te breken. Het: „Sans réserves le commandement abdique"
geldt nog steeds, ook voor de kleinste eenheden. Deze groepeering
der comp. moet dus als normale formatie verworpen worden.
Bij de tweede wijze van groepeeren, n. 1. met slechts één voor
sectie, kan deze sectie over het geheele front der comp. uiteen
getrokken worden, (fig. 4), dan wel hare normale frontbreedte
behouden, (fig. 5). In het eerste geval is het geven van leiding
door den s.-comdt uitgesloten en is de sectie, met hare twee
autom. wapens, onmachtig voor de doorvoering van het gevecht.
De C.-Comdt moet haar dan versterken met deelen uit het achterste
échelon, waardoor het sectieverband vroegtijdig verbroken wordt,
het voorste échelon uit deelen van drie dooreengemengde sectiën
gaat bestaan en het achterste uit deelen van twee sectiën, welke
door hunne gezamenlijke frontbreedte als geheel niet meer manoeu
vreervaardig zijn. In het tweede geval (fig. 5) heeft de voorsectie
aan beide zijden een open vak en is dus, zoodra zij in gevecht
geraakt, aan concentrisch vuur blootgesteld.
De C.-Comdt moet deze gaten dan stoppen met deelen uit zijne
beide achterste sectiën, waardoor t. o. v. het voorste échelon een
eenigszins gunstiger samenstelling wordt bereikt, doch de manoeu
vreervaardigheid van het achterste échelon wederom verloren gaat.
Blijft dus als meest wenschelijke normale formatie de opstelling
met twee vóórsectiën. (Fig. 6).
De afstand tusschen beide échelons moet zoodanig zijn, dat zij
niet gelijktijdig door hetzelfde art. of Z. M.-vuur getroffen kunnen
worden en dooreenmenging van hunne onderdeelen voorkomen
wordt, 200 300 M. is hiervoor in het algemeen voldoende.
Achter dekkingen en tijdens het doorschrijden van bedekte terrein-
deelen kan dichter worden opgesloten.
In ieder échelon groepeeren de sectiën zich in trapezium
formatie (fig. 6), met de g.-m.-groepen vóór en de gew.-
groepen achter. De ruit- of kruisformatie onderstelt gelijksoortig
heid der groepen en is daarom voor een gemengde sectie zelden
aanbevelenswaardig, tenzij drie der vier groepen een autom. wapen
bezitten en de vierde de stootkracht vertegenwoordigt. Waar wij
hier van een bepaalde organisatie uitgaan, hetgeen al wordt dit
wel eens uit het oog verloren bij alle tactische beschouwingen
het geval moet zijn, blijft dit hier verder onbesproken. De ruimte,
waarin een sectie zich gedurende de nadering beweegt, moet zoo
danig zijn, dat de s.-comdt leiding kan blijven geven en daarom
een maximumbreedte en- diepte van ten hoogste 150 M. hebben.
De tusschenruimten der groepen mogen, in verband met de breedte
werking van een G. K. niet minder dan 25 M. bedragen en varieeren
401