enz. ook „verkenners" te gaan opleiden en examineerenPer
échelon van twee sectiën kan in weinig bedekt terrein volstaan
worden met twee verkenners per sectie; in onze terreinen zullen
soms twee verkenners per groep noodig zijn. In een strook van
200 -400 M. bevinden zich dan dus 4 of 8 verkenners. Hun aan
tal te vergrooten ware beslist onjuist, daar zij hierdoor een ijie
tir.-linie zouden gaan vormen, die het vuur der eigen G. M's zou
belemmeren. Teneinde te voorkomen, dat het voorste échelon in
vernietigend g.-m.-vuur geraakt, moeten deze verkenners zich, bij
het naderen der vijandelijke opstelling, tenminste300M. vóór
dit échelon bevinden. Hunne taak bestaat in het opsporen en mel
den van vijandelijke nesten. Dit melden kan allereerst geschieden
door het uitlokken en afgeven van vuur en verder door het zenden
van bericht, wat door hunne geringe trefbaarheid in vele gevallen
mogelijk zal zijn.
In de thans ampel besproken formatie nadert de comp. haar
doel, totdat zij inf.-vuur ontvangt of kan verwachten. Op dit oogen-
blik treedt het gevecht in een nieuwe phase: „de doorvoering".
11. DE DOORVOERING2). Door een uiterst zorgvuldig gebruik
van het terrein zal de aanvallende inf. tot op minstens 500 M.
moeten naderen zonder g.-rn. of gew.-vuur af te geven. (De bedekt
heid van onze terreinen, alsmede het feit dat ook de verd. inf.
haar vuur voor de korte afstanden zal sparen, zijn daarbij gunstige
factoren).
Eerst vanaf dezen afstand kan zij met hare g.-m's den vuurstrijd
opnemen. Een nadering tot op omstreeks 50 M. geeft gelegenheid
tot het zoeken eener snelle beslissing. (Zie 111 „De Beslissing")
en zal daarom ieder aanvoerder als wenschelijkheid voor oogen
moeten staan.
Door vuur getroffen of bedreigde groepen werpen zich onmid
dellijk plat neer en laten den bundel over zich heen scheren. Ein
digt het vuur, dan heft de gr.-comdt voorzichtig het hoofd op en
tracht de plaats van het vijandelijk mach.-geweer te ontdekken.
Gelukt hem dit, dan laat hij zijn g.-m. het vuur beantwoorden.
De vuuropening wordt dus steeds voorafgegaan door eene vuur-
waarneming. Een aanvaller, die dit verzuimt, gelijkt op een blinde,
die met een ziende duelleert. Gelukt het niet, de plaats van den
tegenstander waar te nemen, dan geeft de aanvallende g.-m. een
vuurstoot (breedstrooien) in de bedreigde richting, in de hoop
daarmede een antwoord uit te lokken en zoodoende de juiste
plaats der tegenpartij te kunnen vaststellen. De gr.-comdt over
weegt thans of een verder voorwaarts dragen van zijn vuur
mogelijk is. Meent hij zich in de schootsrichting van het vijandelijk
Zie hier: „I.M. T.'' 1923 blz. 100 „Verkenners bij de Inf." door B. en
„Gesichtspunkte," Uitg. 1922, blz. 219.
(2). Deze phase heet in het Fr. regl. en bij Culmann „L. Attaque", bij
Pfeiffer „das Herantragen bis auf Sturmentfernung
403