Dit beginsel geldt natuurlijk in nog meerdere mate voor andere dan gevechtsbevelen. Hoever men nu met die „indications et conseils" gaan moet, hangt geheel af van den persoon, die de order ontvangt. En van diens verstandelijk inzicht en (in de voornaamste plaats) van diens karaktereigenschappen. Wat onze voorschriften betreft, vinden we dienaangaande alléén iets in ons V. V. 1. 34(2)„In bijzondere omstandigheden verdient het aanbeveling, rekening te houden met de karaktereigenschappen van dengene, voor wien het bevel bestemd is". Een bepaling dus van gelijke strekking als de door mij hierboven uit Rohrbeck's werk aangehaalde. Ik voor mij vind de redactie van punt 34(2) V. V. niet gedecideerd genoegd. Ten allen t ij d e dient m. i. de bevelgever rekening te houden met de karaktereigenschappen van den bevelontvanger, om van die eigenschappen te doen af hangen de kwantiteit „pushing power of stopping power" en „indications et conseils." De „verbinding", waarvan de punten 7, 8 en 10 V. V. I. en de punten 15, 37 (2de al.), Bijl. I punt 13 en Bijl. II punt 18 G. H., hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings, gewag maken, hebben niet uitsluitend tot doel berichten-wisseling en bevelenoverbren ging, doch ook controle op de uitvoering. En punt 7 V. V. heeft niet uitsluitend betrekking op den v ij a n d, maar ook op de eigen troepen. Als algemeen beginsel aan te nemen: „I k heb mijn bevelen gegeven, ieder moet dus nu verder maar zien, hoe hij het klaar speelt" is: zich op n i e t tolereerbare manier van leiding en a 1 g e- meene verantwoordelijkheid afmaken (vgl. ook punt 23 G. H.). Verbinding wil n. 1. óók zeggen (indien er tenminste sprake is van een verbinding tusschen chef en onderbevelhebbers)zélf toe zien, dat en hoe het bevel wordt uitgevoerd, althans op alle manieren naar dat toezicht streven. En men houde daarbij rekening met de geaardheid van dengene, die men controleert en leidt. Hoewel misschien ten overvloede, wil ik er hier nogmaals op wijzen, dat dit mijn artikel niet uitsluitend, zelfs niet in hoofd zaak betrekking heeft op de uitvoering van en de uitgifte van gevechtsopdrachten. Het heeft betrekking op alle dienstaange legenheden. Omtrent tactische opdrachten diene nog het navolgende. In mijn artikel over „Schema's voor gevechtsvormen en bevelen", onlangs in dit tijdschrift verschenen, legde ik den nadruk op de Fr. opvattingen inzake schema's, welke opvattingen in het kort zijn samen te vatten in de navolgende zinsnede van het Fr. R. I.: „La capacité professionelle doit se baser avant tout sur l'u n i t de doctrine; en face de circonstances identiques des exécu- tants, livrés a eux-mêmes, agiront d'une nranière s e m b 1 a b 1 e" (ook Pfeiffer gaat hiermee accoord. Hij noemt de opvatting, alles wordt steeds beslist door terrein en toestand: „Die Gedankenlosig- 416

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 58