keit selber"). Dit nu aan iedereen bij te brengen, is k een
kwestie van karakterkennis. Het woord „schema" dient daarbij' in
den ruimsten zin des woords te worden opgevat; de gevechts
voorschriften geven daarbij, wat men zou kunnen noemen „hou
vast". Terecht schreef de heer Schmidt op blz. 511 van den M.
Spectator van dit jaar het navolgende: „Er is misschien nergens
zoo weinig 1 ij n in de uitvoering van gegeven bevelen, dan juist
bij ons (Holl. leger, doch zou ook voor Ind. leger geschreven
kunnen zijn). Onze reglementen en voorschriften zijn van een
minimale dikte, tengevolge waarvan aan de uitvoering van ver
schillende gevechtshandelingen een buitengewone vrijheid wordt
gelaten. Zulks heeft ontegenzeggelijk groote voordeelen, omdat
daardoor het initiatief en de zelfstandigheid van de ondercomman
danten in vredestijd worden ontwikkeld; aan den anderen kant
geeft deze groote vrijheid aanleiding tot een nog grootere
mate van onzekerheid in de bevelvoering. Het aantal oplos
singen voor een eenvoudige gevechtshandeling is even groot, als
het aantal commandanten, dat met de uitvoering wordt belast.
Leidt men al ons kader, ook het vrijwillig, zoodanig op, dat allen
in normale omstandigheden dezelfde maatregelen nemen, in elk
geval volgens hetzelfde beginsel handelen, dan zal men ook posi
tieve eischen aan dat kader kunnen stellen. Nu toch wordt meer
malen de totale onkunde van een commandant gedekt door de
vrijheid van handelen, die hij bezit en door zijn beroep op per
soonlijk (ongeschoold) inzicht."
Tot zoover de heer Schmidt. Ik zoude daar nog aan toe willen
voegen, dat, nu de salarissen der gegradueerden alleszins voldoen
de kunnen worden genoemd, het tijd is geworden, de eischen voor
de verschillende rangen grondig te herzien, waarbij rekening
ware te houden met het navolgende:
lste. het opnemen in elk reglement of voorschrift van hetgeen
voor de verschillende rangen wordt geëischt;
2de. het daaruit weglaten van uitdrukkingen als: „eenige
bekendheid met", „eenig begrip van", „algemeene kennis,"
„grondige kennis," enz. Er is maar één soort weten der betrokken
bepalingen: „kennis va n". [En wat dan moet worden gekend,
moet precies vóór in het reglement (voorschrift) zijn aange
geven, zoodat er geen 20 examencommissies met 20 verschillende
opvattingen zijn]
3de. het meer naar voren brengen van het vak „algemeene ont
wikkeling" (rekenkunde, aardrijkskunde enz.); wat dienaangaande
thans moet worden gekend, is minder dan miniem;
4de. den eisch, dat men in oorlogstijd de functiën van den
naasthoogeren rang moet kunnen vervullen.
Tenslotte het volgende: In een leger zijn voldoende kennis
van de voorschriften en het nauwgezet opvolgen daarvan: no. I.
„Karakters" staan daar geheel buiten.
417