den geheelen persoon, een eisch, die niet te rechtvaardigen zou zijn, als hij niet steunde op het schoonste denkbeeld, het vader land en de noodzakelijkheid voor alle leden daarvan zich voor te bereiden om het te verdedigen, als het aangevallen wordt. Dit denkbeeld kan echter alleen bestaan bij vrije burgers in het bezit van alle burgerrechten. Een inl. onderworpen aan dienstplicht, maar niet in het volle bezit van burgerrechten, moet een vaderland dienen, dat niet het zijne is; hij moet wetten en instellingen verde digen, waaraan hij niet heeft medegewerkt en waarvan hij niet geniet, daar hij slechts onderdaan is. En nu acht Sèbe het verleenen van de volle burgerrechten aan inl. als gevolg van den dienstplicht, een groot gevaar voor het Fr. gezag en de Fr. samenleving in Algiers. Mangin noemt het verband tusschen dienstplicht en burger recht „un lien factice entre deux ordres d'idées parfaitement distincts et qui n'ont été réunis que pour cette circonstance". Staten als Eng. en de Ver. Staten, hebben parlementaire instellingen en geen dienstplicht; Oostenrijk Hongarye, Pruisen, Rusland en Turkye kenden dienstplicht, alvorens hun onderdanen een parle mentaire constitutie toe te kennen. Volkomen juist, antwoordt hier op Sèbe, maar aan den dienstplicht waren alleen onderworpen zij, die deel uitmaakten van de natie, de burgers. Mangin noemt verder Tonkin, Cochinchina, Madagascar, Tunis als voorbeelden van dienstplicht zonder burgerschapsrechten en stelt daartegenover Fr. Indië, Senegal, de Antillen, Réunion als koloniën met een vertegenwoordiging en geen militie 2). Sèbe repliceert hierop, dat de militie in Indo-China en Madagascar niet buiten dat gebied wordt aangewend en alleen voor de verdediging bestemd is, een bedoeling, die bij de invoering der Alger. militie niet voorzit. Dat er koloniën zijn met parlementaire rechten en zonder militie, is z. i. een samenloop van omstandigheden 3). Het voor beeld van Tunis is mede z. i. geen precedent, waar Tunis een protectoraat en dus het Tunesisch militieleger nationaal is. Tegen een bewering van Messimy, geuit in de Dépêche algé- rienne van 3010'08, dat, waar zijn voorstel niet beoogt een algem. dienstplicht, maar slechts une participation équitable et rationnelle aux charges militaires, zulks niet kan leiden tot een concession intégrale des droits politiques, maar enkele compensa tions secondares zullen volstaan, zegt Sèbe daaromtrent niet gerust te zijn, aangezien het voorstel-Messimy niet anders dan uit breiding van dienstplicht in de toekomst ten gevolge zal hebben, gezien de nationale nooden. Breidt men echter den dienstplicht uit, dan zullen ook Messimy's compensaties moeten uitgebreid. 366 Mangin, op. cip. p. 94 e. v. 2). Kort na het verschijnen van Mangin's brochure gewijzigd. 3) Volgende jaren stelden Sèbe in het gelijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 8