Men vermeent er niet buiten te kunnen. Het is immers het bewijs, dat men „gedacht" heeft aan het verband tusschen: dracht, dek king en stelling. Als regel wordt de inf. stelling het eerst opgegeven, daarna de plaats van de art., b. v. „ongeveer bij de K. van Kampong" en vervolgens een hoek uitgezet, aangegeven door twee lijnen de beenen van de bewakingsstrook waarna volgt „min.-afstand... M." Dit laatste is onmisbaar, omdat zoo. heet het daardoor aangegeven wordt welke mate van dekking de betrokken A. C. nog&kan nemen", alsof hij maar gelegenheid had zijn art. voor- of achteruit te schuiven, naarmate van die toegestane dekking! Verschillende gevallen zijn denkbaar. Stel de art. krijgt een bepaald doel te bevuren; wordt in stelling gezet tegen dat bepaalde doel Dan is de afstand, waarop het vuur gebracht moet worden, gelijk aan den afstand tot dat doel. De dekking kan dus zóó hoog zijn, dat daarover juist het doel (en verder gelegen terrein) „cehaald" kan worden. Komt er om een of andere reden een beperking bij, b. v. dat óók vuur gebracht moet kunnen worden op een strook voorgelegen terrein, dan wordt ook nog verlangd, dat op x.M. vóór dat doel vuur gebracht kan worden. Over eerstbedoelde dekking kan uit dezelfde stelling daaraan niet worden voldaan. Er moet dus bij de K. van Kampong een andere stelling worden gezocht, al dan niet met een andere dekking, of wel wij moeten b. v. de art. bij de „g" van Kampong plaatsen. Nu zou het voldoende zijn, indien slechts werd opgegeven, welk doel wij verlangen, dat de art. bevuren zal. Overeenkomstig de hem opgedragen taak zoekt dan de artillerist vanzelve de maximum vindbare dekking. Wordt opgedragen een bepaalde terreinstrook onder vuur te kunnen nemen uit éénzelfde stelling, dan geve men slechts als taak op: vuur te kunnen brengen op een terrein door een of andere begrenzing aangeduid. Die begrenzing wordt door lijnen op de kaart ongeveer aangegeven. Weder overeenkomstig die taak zoekt de art. hare stelling en dus hare dekking. Geven wij als grenzen 2 beenen van een hoek, dan moet daar nog bij worden aangegeven tot welk terrein minstens vuur moet worden gebracht, b. v. ergens vóór een door ons verdedigden kampongrand. Geven wij nu tevens aan, hoe ver de art. nog reiken moet, dan wordt de stellingkeuze mede beperkt door de grootste schoots- verheid van den vuurmond. Uit de bepaling van het opgegeven terrein en uit de aanwezige dekkingen en geschikte punten volgt dan de stellingkeuze. Bij de daaraan verbonden verkenningen komt dan tevens de mate van uit voerbaarheid van de opdracht aan het licht. Want niet overal kan de art. worden neergezet; sommige punten zijn niet toegankelijk (wat sterk afhangt van de mobiliteit van het geschut), andere zijn 451

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 21