battn op de (le) schijnopstelling te richten. Zoodra evenwel de beschieting van Parijs uit de nieuwe opstelling begon, meldde de geluidverkenningsdienst een punt, dat aanmerkelijk verschilde van dat, hetwelk door de luchtverkenning gerapporteerd was. Hoewel de microfoons op grooten afstand (22 a 25 K. M.) van Beaumont opgesteld waren, slaagde men er in, de werkelijke opstelling van het stuk vast te leggen in een cirkel met een straal van 100 M., dus een verschil krijgende met den luchtdienst van 400 a 600 M. Deze cirkel was voldoende, om ook de opstelling bij Beaumont zwaar te bestoken. Later is gebleken, dat de algemeene inrichting bij Beaumont geheel gelijk was aan die bij Crépy: dezelfde wegen, onderkomens, enz. enz. Alleen de aangebrachte camouflage was tot een minimum beperkt. De maskeering was zooveel mogelijk aan de natuur ont leend. Deze camouflage heeft dan ook, in verband met de beide schijnopstellingen, geheel aan het doel beantwoord: de ware opstelling werd op de luchtfoto geheel niet opgemerkt en zou, zonder de geluidverkenning, geheel onopgemerkt zijn gebleven. De gevolgtrekkingen, die men uit het bovenstaande kan maken, zijn, dat het camoufleeren van oorlogswerken een kennis vereischt, die niet dan door studie en oefening verkregen kan worden. Zooveel mogelijk brenge men natuurlij-ke, zoo weinig mogelijk kunstmatige, maskers aan. Tenslotte verdient het de voorkeur, de camouflage zooveel mogelijk aan te brengen, vóór met andere werkzaamheden wordt begonnen. 6. ANTWOORDop „Eenige Beschouwingen door Kapitein- Luitenant ter zee C. C. Kayser naar aanleiding van „De Defensie van N. I. is in de eerste plaats de taak eener luchtmacht", door H. Behrens. Alvorens tot eene beantwoording over te gaan, wil ik hier mijn dank betuigen aan den Overste Kayser voor de genomen moeite om mijn betoog uit No. 4 van dit tijdschrift (blz. 275 283) te bespreken. Grooter bewijs van appreciatie van den Chef van den Marine-Staf had ik niet durven verwachten. Ten zeerste betreur ik het, niet in de gelegenheid te zijn geweest in een naschrift dadelijk mijn antwoord te geven en daarom verzoek ik der Redactie dit stuk, alvorens het te plaatsen, eerst aan den Overste Kayser te willen opzenden. In den aanhef van het artikel in het Juni-nummer en in het verder verloop zegt Schrijver, dat ik de Marine geheel wil uitschakelen en dat mijn betoog geheel gebaseerd is op beperking Ter publicatie ont. 17—6-'23. Red. I.M. T. 457

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 27