feitelijk onder details gerangschikt worden. De tegenwoordige constructie der watervliegtuigen geeft ons toestellen, die op zee kunnen landen en starten, doch in het gevecht minderwaardig zijn. Een noodlanding in open zee zoowel van land- als watervliegtuig ver van de kust, och, het zal wel een kwestie worden van den tijd, dien men drijvende moet blijven, hoe de afloop zal zijn. De land- vliegtuigen, voorzien van de reeds bestaande hulpmiddelen, kunnen bij een noodlanding vrij wel even lang drijvend blijven, geven echter toestellen met veel grooter snelheid en veel grooter gevechts- waarde. Voor eene verkenning is het landen en starten op het water niet noodig en dus wordt de kwestie grootendeels alleen eene van meer of minder betrouwbare motoren. De nu bij de L. A. ingedeelde officieren deelen mijne opinie en zien er niet tegen op om met een modern uitgerust vliegtuig die verkenningen boven zee te maken. Welke meening de landmacht-autoriteiten omtrent het gebruik van vliegtuigen tot nu toe huldigen en waarom tot het aanschaffen van amphibie-toestellen werd besloten, werd niet bekend gesteld. Zeker is echter, dat daarbij toen niet werd gedacht aan de moge lijkheid van een „striking force" van vliegtuigen. De luchtvaart in Indië verkeerde toen feitelijk nog in een stadium van proef neming. Verder geeft de Overste Kayser eenige onderdeden van de taak der Marine op, welke volgens de meening van Z.H.E.G. (echter zonder nadere motiveering) niet door een luchtmacht kunnen wor den verricht. Ik onderschrijf deze meening niet en zou b. v. kunnen verwijzen naar de officieel vastgestelde taak van de Marine Lucht vaartdienst in Amerika. Echter geloof ik, dat dit weder een uit vloeisel is van een verkeerd punt van uitgang in de beschouwingen van Overste Kayser. Nergens werd door mij gesproken over eet overnemen van de taak der Marine. De Marine zal in een defensie systeem voor onzen Archipel hebben te worden: de ruggesteun van een luchtmacht en zich hebben in te richten op het steunen, aanvullen en hulp verleenen aan de luchtmacht om de uitwerking daarvan tot het hoogste op te voeren. Op die wijze zal zich de samenwerking in de lucht en op en onder water (en niet in om gekeerde volgorde) hebben te ontwikkelen om de verdediging van Indië op afdoende wijze te voeren, blijvend binnen de perken van onze geldmiddelen. Indien men de moderne organisaties der groote mogendheden nagaat, dan ziet men: 1. Een luchtmacht, die omvat een zelfstandig strijdend gedeelte, een deel bestemd als hulpwapen van de vloot en een gedeelte bestemd als hulpwapen van het leger. 2. Een behoorlijk uitgeruste strijdwaardige vloot. Die te willen hebben gaat boven onze finantieele draagkracht, het is dus m. i. overbodig er over te spreken, wat zulk een vloot zou kunnen doen. 460

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 30