troffen, dan is de regeling der voorziening niet anders dan het tot daad brengen der gedachte. Bij het treffen der voor bereidingen mag niet uitgegaan worden van het denkbeeld, dat in vredestijd alle belangen ondergeschikt zijn aan de weerbaarheid. Dit zou te zware lasten medebrengen en noodelooze offers vergen. De voorbereidingen moeten ontstaan uit de ontwikkeling van het volksleven in cultureel en sociaal, in technisch en finantieel en in elk ander opzicht. Doch die ontwikkelingsgang moet, opdat het land niet door den loop der wereldgebeurtenissen onder den voet gerake, een nauwe belangengemeenschap sluiten met de weer baarheidsgedachte. Platonische liefde der bevolking voor de weerbaarheidsgedachte is niet voldoende. Haar daadwerkelijke steun is in bepaalde gevallen rechtstreeks noodig. Maar ook die daadwerkelijke steun is op zichzelf niet genoeg. Deze zou kunnen voortkomen uit sleur of dwang, doch moet voort vloeien uit de persoonlijke overtuiging van ieder individueel. Die steun dient in gedachten bij voorbaat reeds geheel doorleefd te zijn. Wanneer de volkskracht zich vrijwillig beschikbaar stelt voor het behoud van het land, dan kan er bij isolatie volgehouden wor den met hoop op gunstigen uitslag. In dat geval toch houdt een tegenstander, die zich tot isolatie bepaalt, het niet licht langer uit op zijn blokkeerende schepen dan een eensgezinde bevolking het doen zal in dezen tuin van het Oosten. II. Nationale eenheid en autonomie. Geestelijke weerbaarheid en hiermede raken wij tevens de moreele zijde van het vraagstuk steunt op den wil van het volk. Maar op Java mag er vooralsnog niet van een volk, doch moet er van een bevolking worden gesproken. Het is zeer goed mogelijk, dat verschillende rassen en bevolkingsgroepen tezamen één volk vormen en Java verkeert daartoe niet in ongunstige omstandig heden maar wij zijn zoover nog niet. De neigingen, de aanleg en de geestelijke behoeften loopen zeer sterk uiteen en van een zelf standige cultuur van het geheel is geen sprake. Alleen wanneer aangenomen mag worden, dat zulk een cultuur hier mogelijk is, valt voor later ook aan een steunen op den volkswil te denken. Tot zoolang moet met het ideaal voor oogen gestreefd wor den naar het scheppen van de onmisbare bestaansvoorwaarden. Volgens de van Regeeringswege uitgegeven „Mededeelingen omtrent onderwerpen van algemeen belang" wezen, in 1921, de teekenen er op, dat binnen het kunstmatige eenheidsverband, dat het Nederlandsche gezag in den Oost-Indischen archipel tot stand bracht, ondanks den veelal in den grond verscheiden aanleg en ontwikkeling, zich de kiem van een soort nationale eenheid begint te ontwikkelen. 465

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 35