overtuigd van het tegendeel en zie in die richting uitkomst voor
onze defensie.
Ik heb getracht me erin te denken, hoe een aanval op Java zou
kunnen verloopen en welke rol daarbij een overmachtige lucht
macht aan onze zijde zou kunnen spelen, zonder daarbij verder
in te gaan op het vraagstuk, hoe die luchtmacht moet zijn samen
gesteld.
Een vijand, die een aanval op Java wil doen, zal dat eiland
moeten bereiken door zijn troepenmacht in een transportvloot te
laden en daarmee een landing op de kust van Java te verrichten.
Of die vloot komt van een der dichtst bij Java gelegen vreemde
koloniën, dan wel van verre, al of niet gebruik makend van een
tusschenbasis, tenslotte zal zij de zee om Java moeten binnen
varen om het gewenschte landingspunt te bereiken. En daarbij is
het meest waarschijnlijk, dat die vloot door de Javazee zal trach
ten de Noordkust te bereiken. Bij een landing op de Zuidkust zou
de door de L. A. te spelen rol vrijwel gelijk blijven, al wordt ze
eenigszins verzwaard. Dit geval laat ik verder buiten beschou
wing.
We mogen wel als vaststaand aannemen, dat de vijandelijke
vloot door onze Marine gesignaleerd wordt, voordat zij de Javazee
heeft bereikt. Met een aantal torpedobooten en watervliegtuigen,
liefst uitgaande van moederschepen, gestationneerd in de tot de
Javazee leidende straten, moet het, dunkt mij, uitgesloten worden
geacht, dat zoo'n vloot onverwacht in de Javazee verschijnt. Van
af dat moment zou ik den vijandelijken aanval in drie deelen willen
splitsen n. 1.: A. de vaart van de transportvloot naar de landings
plaats; B. de eigenlijke landing, totdat de troepenmacht gereed is,
om van de kust op te marcheeren en C. de verdere strijd te land.
sub A. Een transportvloot op weg naar Java's Noordkust zal,
binnen het bereik van onze verdedigingsmiddelen, trachten zooveel
mogelijk 's nachts te varen, m. a. w. zij zal in ieder geval trachten
het laatste deel van haar tocht'- als zijnde het meest gevaarlijk
tot aan de kust 's nachts af te leggen, om in den vroegen morgen
voor het landingspunt te verschijnen. Aannemende, dat het gedu
rende 12 uren donker is, kan die vloot, eveneens aannemende, dat
zij hoogstens 10 zeemijlen per uur aflegt, 's avonds te voren hoog
stens 120 zeemijlen of 220 K. M. uit de kust zijn.
Aangezien onze vliegmachines als regel des nachts niet zullen
kunnen worden gebruikt, moet de vraag beantwoord worden: hoe
ver strekt de radius van onze luchtverdediging zich uit, gerekend
vanaf de kust. Dit is zonder afdoende gegevens omtrent de capa
citeit van moderne toestellen niet uit te maken, omdat het geheel
afhangt van de snelheid der te gebruiken toestellen en van den
tijd, dat de toestellen in de lucht zullen kunnen blijven, met het
oog op de mede te voeren brandstof. Waar echter onze tegen-
433