komststaat, óf van een Nederlandsch-Indonesischen Volkenbond. Maar bedenken wij wel, dat deze idealen nimmer werkelijkheid kunnen worden zoolang 97 analphabeet is! Een analphabete massa is niet te organiseeren". Verder worden nog stemmen vernomen, welke eveneens voor ziening in het onderwijs bepleiten, maar dan niet op zuiver Wester- schen, doch veeleer op „nationaal-lndonesischen en Oosterschen grondslag". Volgens hen werd bij de instelling van het algemeen middelbaar onderwijs de juiste weg gewezen, waarom zij dan ook de stichting van een universiteit op dezelfde basis wenschen. Maar hierbij stuiten wij te spoedig op een groote tegenstrijdigheid met de moeilijk te ontkennen waarheid, dat een nationaal-Indonesische grondslag nog volkomen ontbreekt. Ook die grondslag kan eerst geleidelijk ontstaan en een der samenstellende deelen daarvan is het onderwijs zelf in den meest eenvoudigen vorm. In een artikel over ,,De Volkslectuur in N.-I." (Indische Gids Mei 1920) uitte de heer J. F. H. A. Later zich over dit onderwerp als volgt: „Wanneer gezegd wordt, dat de schoolmeester de Fransche revolutie, de groote, heeft gemaakt, is daarin deze waar heid: de kennis, het vermogen tot onderscheiden, oordeelen en beoordeelen, was noodzakelijk om het besef te doen worden en te doen machtig groeien, te doen overheerschen, dat de verhoudingen niet meer konden voortbestaan. Van de onmogelijkheid van voort bestaan eener samenleving, gebaseerd op de ongelijkheid in recht en de noodzakelijkheid van elks deelneming aan de verdeeling van geestelijke en materieele goederen moest de wereld overtuigd zijn, eer ze tot opstand tegen 't bestaande kon gebracht worden. Zoo zijn ook in zekeren zin de school en de leerplicht het ge weest, die de revoluties van thans hebben gemaakt, zooals ze zich nu ontwikkelen in Midden-, Zuid- en West-Europa, de rustige revoluties, die, anders dan de Russische, de kroon zetten op de rustelooze propaganda, organisatie en opvoeding, welke begint in de school en welke wordt voortgezet in het vakleven. Slechts in landen, waar de kennis niet is doorgedrongen tot de massa en waar bekrompenheid van staatkunde de massa van het volk ver gehouden heeft van de gelegenheid om eigen kennis te vermeerderen met schoolsche en met die geestelijke verlichting welke wordt verkregen door een goed vakvereenigingsleven, volksbibliotheken en goede lectuur, slechts in de streken, waar de duisternis van het sleurleven het volk in de onwetendheid iaat, welke elke hoogere menschelijke aspiratie doodt en alleen het grof- materieele ontwikkelen laat in de wijze, waarop de natuur het procés laat gaan, slechts daar is de revolutie, mogelijk als ze er komt door de explosie van het uiterste opdrijven van maat schappelijke tegenstellingen, een verwarring, maar is er geen perspectief in den chaos, is er de mogelijkheid van een droeve terugzinking naar overheerschersverhoudingen. 473

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 43