1°. de nieuwe staatsinrichting uit het volk zelve moet groeien; 2°. de Staat niet bij machte is om het aantal scholen zoo bedui dend te vermeerderen, dat binnen afzienbaren tijd verbetering te wachten is; 3°. de weerbaarheid het allereerst door nuchtere kennis te bevorderen is, welke wegen kunnen dan ingeslagen worden ter bereiking van het doel? Tijdens den wereldoorlog, toen de verdediging en de weerbaar heid van Indië de algemeene belangstelling had, is dit vraagstuk op verschillende wijzen ernstig onder de oogen gezien. In openbare vergaderingen, waar ook vooraanstaande figuren uit de inlandsche samenleving waren uitgenoodigd, werd het vóór en tegen besproken van de invoering eener inheemsche militie. De sprekers van Inlandsche zijde gaven daarbij duide lijk te kennen, dat huns inziens intellectueele weerbaarheid niet in de tweede plaats mocht komen en dat een bevolking, aan welke dienstplicht werd opgelegd, ook zou mogen verwachten politieke rechten waard geacht te worden. In 1916 werd door de N. 1. O. V. een prijsvraag uitgeschreven, voor de samenstelling van een geschriftje in het Nederlandsch of in het Maleisch, dat, liefst in verhalenden trant, een voor de Inlandsche bevolking bevattelijk overzicht gaf van het groote belang van eene krachtige weermacht en tevens de beteekenis en de noodzakelijkheid moest aantoonen van de invoering eener militie onder de ingezetenen. De samensteller was geheel vrij in de keuze van den inhoud. Hij zou er zich echter behoorlijk reken schap van hebben te geven, dat eene van ganscher harte gegeven deelname v.an alle bevolkingsgroepen aan de taak van 's lands defensie door de (toen heerschende) tijdsomstandigheden urgent was geworden, terwijl het eigenbelang der groepen bij het behoud van het Nederlandsche Gouvernement op degelijke wijze zou moeten worden aangetoond. Daarbij zou uitgegaan kunnen worden van de nieuwere denk beelden, door de Regeering herhaaldelijk uitgesproken en door het Legerbestuur ter algemeene kennis gebracht, betreffende eene desbewuste associatie-politiek. Tot deelname werden uitgenoodigd „in het algemeen allen, die belangstelden in den ongestoorden ontwikkelingsgang van Nederlandsch-Indië en in het bijzonder de officieren of oud-officieren van het Nederlandsche of het Indische leger en de Marine". Naar aanleiding van deze prijsvraag verscheen eenige maanden na het uitschrijven in het orgaan der genoemde vereeniging een artikeltje van den Inlandschen Eersten Luitenant Raden Santosar waarin o. m. dit voorkwam: „De bekroonde inzending zal onder den naam van den schrijver als propagandalectuur worden uit gegeven, zoowel in het Nederlandsch als in de voornaamste Inheemsche talen. Naar mijn bescheiden meening zal het resultaat 475

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 45