van dit propaganda maken niet aan de verwachting beantwoorden: De Inlandsche bevolking leest nog niet. Hoe vreemd het ook moge schijnen, er zijn onder die Inlandsche ambtenaren, onderwijzers en artsen uitgezonderd, (leest goed! ambtenaren, dus menschen, die het intellectueele gedeelte van de bevolking vormen) slechts weinigen, die de dagbladen of tijdschriften geregeld volgen. Hoe kan een propagandalectuur doel treffen, wanneer ze rechtstreeks in de prullemand terecht komt? Zou er met het oog op de gewoon ten in de Inlandsche wereld niet eene andere wijze van propaganda maken kunnen worden toegepast? De volgende methode zal m. i. beter zijn dan het verspreiden van een soort lectuur onder de Inlandsche bevolking. Weliswaar zal deze manier veel meer kosten dan lectuurverspreiding, maar ik twijfel er niet aan, dat de resultaten bevredigend zullen zijn. Wat de Prinsenbond in de Vorstenlanden gedaan heeft voor de woningverbetering bij de pestbestrijding, moeten wij ook doen voor de invoering van militie onder de Inlandsche bevolking, d. i. populaire lezingen houden in verschillende gewesten in N.-I. en niet alleen onder de intellectueelen, maar onder alle ingezetenen. Het spreekt van zelf, dat degenen, die de lezingen houden, overal heen moeten reizen en van alle mogelijke gelegenheid gebruik moeten maken om de menschen te kunnen spreken b. v. in de verschillende Inlandsche onderwijsinrichtingen, op de vergaderin gen van dessahoofden, bij hun wedono of assistent-wedono, of dito van de dessabewoners bij hun hoofden. Zij moeten er niet tegen op zien tusschen dessamenschen te zitten, met hen te praten, hun verhalen en duidelijk maken wat militie is, enz. Hoe lang bestaat de werving voor vrijwillige indiensttreding voor ons tegenwoordig leger al? Vraag den eersten den besten wedono (neem zelfs een, uit wiens district veel menschen een militair dienstverband hebben aange gaan) omtrent eenige engagementsbepalingen, of voor- en nadeelen van den militairen dienst en hij zal met den mond vol tanden staan. Het is waar, dat er gedrukten in verschillende Inlandsche talen zijn omtrent engagementen, maar zij liggen allemaal onder de schrijfmappe. Men ziet dag in, dag uit, Inlandsche sergeanten wervers de kampong doorkruisen, maar die menschen denken nergens anders aan dan aan de 20.per hoofd. Legerbelangen laten hen gewoon koud. De bevolking op de hoogte brengen van eenige engagementsbepalingen doen zij natuurlijk nooit. Verspreiden van propagandalectuur onder de Inlandsche bevol king is boter aan de galg gesmeerd". Omtrent den uitslag der prijsvraag kan alleen worden mede gedeeld, dat een, na verlenging van den gestelden termijn binnen gekomen, antwoord van Majoor Koops Dekker bekroond werd. Het motto luidde: „Wanneer de vijand komt zullen wij sterk zijn". Het is een verhaal met beelden ontleend aan de vogelwereld en 476

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 46