brengstvan den bodem voldoende te maken voor
het levensonderhoud der bevolking. Voorlichting,
aanmoediging, steun en hulp, hoe moeilijk ook op dit terrein, is
een der beste kansen, die wij hier hebben. De artikelen der heeren
Ottolander in „Indië Weerbaar" en Dr. W. van Lingenin
„Neerlandia" -ter bevordering van den z. g. kleinen Europeeschen
landbouw wijzen op de wenschelijkheid eener nieuwe, van meet
af begonnen en grondige bestudeering van dit vraagstuk, waarbij
zich vele andere men denke maar eens aan de personeelvoor-
ziening, zooals deze is en zooals deze zijn moet, aan de paarden
fokkerij en de veeteelt, aan de groote rijst- en tarwebedrijven
kunnen aansluiten.
Wat practische bekwaamheden in algemeenen zin, wat vorming
en opleiding der bevolking voor ambacht en nijverheid en daardoor
meerdere weerbaarheid aangaat, moge volstaan worden met te
wijzen op een aanhaling uit de dissertatie van den heer W.
Huender, getiteld: „Overzicht van den economischen toestand der
inheemsche bevolking van Java en Madoera", welke o. m. zegt:
„De op Java nog altijd langzame ontwikkeling der f a b r i e k s-
n ij verheid houdt stellig verband met het gebrek aan werklie
den, die vakkennis bezitten, welk gebrek echter allerminst mag
worden toegeschreven aan onvoldoenden aanleg voor dit soort
arbeid, doch op rekening komt van de armoede aan inrichtingen
waar Indonesiërs stelselmatig voor een fabrieksambacht worden
opgeleid. Wel bestaan er ambachtsscholen voor Indonesiërs op
Java, doch het gebrek aan werkkrachten verdwijnt hierdoor niet
snel genoeg. De ambachtsscholen, gevestigd te Batavia, Semarang
en Soerabaia, hadden in 1918 432 leerlingen tegen 515 in 1919;
over het algemeen blijkt dit soort scholen aan een begeerte der
bevolking te voldoen, gezien het groote aantal afwijzingen bij
aanvragen voor plaatsing. In de goede richting werken ook de
sinds kort geopende ambachtsschool te Djokjakarta en de leer
gang voor chauffeur-werkman te Batavia. De toestand is echter
thans nog deze, dat het meerendeel der Indonesische ambachts
lieden zich zelf op Iateren leeftijd door groot geduld en uit natuur
lijken aanleg heeft opgewerkt. Aan dit tekort aan wél-onderlegde
werklieden en het gemis aan kennis bij de bedrijfsleiders moet
voor een groot gedeelte het falen worden toegeschreven van som
mige industrieën op Java".
Het Chineesche deel der bevolking, waaronder zoo talrijke goede
krachten schuilen op intellectueel, ambachts- en handelsgebied,
verdient hier afzonderlijk genoemd te worden.
Ook moet gedacht worden aan sociale wetgeving welke, zooals
de heer H. van Loo in een lezing voor den Handelsbond te
Soerabaia uiteenzette, gelijken tred behoort te houden met de
economische ontwikkeling der maatschappij, hier dus der Inland-
479