wege aan korting op hunne inkomsten zijn onderworpen, dan kunnen we
de 2e groep nog onderverdeelen in
a. rechthebbenden beneden den rang van onderluit. op eene maande-
lijksche bezoldiging en b. rechthebbenden beneden den rang van sergeant
le klasse op soldij, dus praktisch gesproken de soldijgenietende recht
hebbenden op eene landswoning 8e klasse.
Nemen we eerst de groepen 1 en 2a in beschouwing, dan zien we, dat bij
het vroegere systeem de hierbedoeldén eene landswoning gratis te bewo
nen kregen, maar dat bij het tegenwoordige daarvoor moet worden betaald
(10 of 15 der bezoldiging) De kwartiermeester moet dus daarvan eene
opgave krijgen en aangezien de plaatselijke commandant de woningen be
heert en aanwijst, is hij de aangewezen persoon die opgave te verstrekken.
Artikel 27(1) der R. M. G. schrijft dan ook voor, dat hij eene verklaring
model No. 151 opmaakt, waarop hij vermeldt de onder deze beide groepen
vallende rechthebbenden, die in genot zijn geweest van eene onder zijn
beheer staande landswoning.
Zooals later zal blijken heeft hij met hen, die niet in het genot van eene zoo
danige woning waren, bij het opmaken van deze verklaring geen bemoeienis.
De kwartiermeester, die deze verklaring ontvangt, kort nu van degenen,
die erop voorkomen, de voorgeschreven bedragen en zou aan alle niet ge
noemden verschil huishuur kunnen uitbetalen, ware het niet, dat zich hier
de eerste moeielijkheid voordoet, n.l. dat de tot de groep 2a behoorende
rechthebbenden nog overeenkomstig meergenoemde regeling 1 al dan niet
gedwongen, in de kampementen kunnen zijn gehuisvest geweest.
Degene, die hieromtrent inlichtingen kan verstrekken is de Korpscomdt,
die over de kampementsruimte beschikt en daarom maakt hij op grond
van het bepaalde in artikel 27 (2) der R.M G. eveneens eene verklaring 151
op, waarop hij vermeldt, welke tot groep 2a behoorende rechthebbenden
in eene logeergelegenheid, als in evengenoemde regeling 1 bedoeld, zijn
gehuisvest.
Kan de kwartiermeester dus bij de ontvangst van de verklaring 151 van
den PI. Comdt al dadelijk uitmaken, wie van de offn en onderluits (groep
1) aanspraak hebben op verschil huishuur, van de rechthebbenden bene
den den rang van onderluit op eene maandelijksche bezoldiging (groep2a)
kan hij dit niet, vóórdat hij ook de verklaring 151 van den Korpscomdt
ontvangen heeft.
Beschouwen we nu groep 2b nader, dat zijn dus de soldijgenietende recht
hebbenden op eene landswoning 8e klasse, dan zien we, dat het geen nut
heeft te weten, of zij gehuisvest zijn geweest in eene onder beheer van
den PI. Comdt gestelde landswoning, omreden van hen toch niet wordt
gekort. Daarom werden zij ook niet op de verklaring 151 van den plaat
selijk commandant vermeld.
Maar wel is het noodig, dat eene verklaring wordt afgegeven voor hen,
die niet in het genot van eene zoodanige woning waren, omdat deze
verklaring hen aanspraak kan doen maken op vergoeding voor huishuur.
Dit is de verklaring 152 van den PI. Comdt, bedoeld in artikel 28 (1) der
R. M. G-, doch aangezien de rechthebbenden uit deze groep 2b, indien
de PI. Comdt hen niet kan huisvesten, zooveel mogelijk in de kampementen
moeten worden ondergebracht (regeling 1 sub A punt b), kan de kwar
tiermeester aan de hand van de verklaring 152 van den PI. Comdt nog
niet tot betaling van huishuur overgaan, alvorens hij van den Korpscomdt
weet, dat de betrokkenen ook niet in de kampementen zijn gehuisvest
geweest. Daartoe geeft deze gezaghebbende eveneens eene verklaring
152 af. (artikel 28(2) der R.M.G.).
Resumeerende krijgen we dus het volgende:
le op de verklaring model 151 van den PI. Comdt komen voor de recht
hebbenden, die wel in het genot van eene landswoning zijn geweest doch
alleen voor zoover ze eene maandelijksche bezoldiging genieten;
2e op de verklaring model 152 van den PI. Comdt komen voor de
482