492 denkbeelden betreffende de bij de uitvoering van marschen en het legeren van troepen te volgen beginselen. Hij bespreekt den invloed, welke door de ontwikkeling der luchtstrijdkrachten en het toevoegen van vèrdragende art. aan de legers, op die beginselen wordt uitgeoefend en hoe de gewij zigde samenstelling der strijdkrachten en de moderne bewapening het vraagstuk van het verplaatsen en legeren der troepen steeds meer inge wikkeld heeft gemaakt. Zelfs op grooten afstand van den vijand zal de noodzakelijkheid om troepenbewegingen aan de waarneming van den vijand te onttrekken, veelvuldig tot nachtmarschen nopen. Voor marschen bin nen 's vijand bereik, waaronder te verstaan marschen waarbij de troepen bloot staan aan het verrassende vuur van de vijandelijke vèrdragende art., zal het noodig zijn een marschvorm aan te nemen, welke minder kwetsbaar is dan de marschcolonne en uit welken marschvorm snel tot den gevechtsvorm kan worden overgegaan. Bij een dergelijken „nade- ringsmarsch" zal de beweging der art. zoo moeten worden geregeld, dat steeds een gedeelte in stelling staat om onmiddellijk steun aan de voor hoede te verleenen, terwijl de geheele art. tijdig in staat moet zijn ev. het gevecht van de hoofdmacht te steunen. De schrijver geeft aan, dat tegenover een tegenpartij, die verdedigend optreedt, de naderingsmarsch reeds op 10 a 15 K. M. afstand van de voorste vijandelijke infanterieafdee- lingen moet beginnen. Omtrent de legering worden door den schrijver denkbeelden verkondigd, welke in het Indische leger reeds gemeen goed zijn, al zal dan ook het gevaar van een bombardement van uit vliegtuigen nog meer tot eene verspreide legering dwingen, dan gewoonlijk reeds bij ons wordt toegepast zoolang de tactische toestand dit toelaat. Kapitein Fruyt van Hertog geeft het eerste gedeelte van Experimenteel psychologisch onderzoek in het leger". Hij wijst op de gevaren van on deskundig onderzoek en op de moeilijkheden, welke moeten worden over wonnen om „deskundige" te worden. „Er is geen glibberiger terrein dan gepopulariseerde zielkunde" is een van zijne stellingen. Inderdaad. Met wat geliefhebber komt mert er niet. Toch zal men de experimenteele me thode bij het aannemen van recruten niet kunnen ontberen, wil men in de toekomst bevrijd zijn van kromo's, die na 20-jarigen diensttijd juist ge schikt zijn voor lampenist of oppasser compagniesbureel, doch wier militaire bruikbaarheid overigens nihil is. In het artikel „de Etappendienst, zooals die thans bij ons te lande is geregeld" bespreekt de kapitein Hoffmann de beginselen van het nieuwe Ned. voorschrift E. en V., dat in de plaats is getreden van de gedurende de mobilisatie verschenen „Regeling van den aan- en afvoer enz." Wij vestigen er voor hen, die dit artikel willen bestudeeren, uitdrukkelijk de aandacht op, dat de Ned. etappeninspectie een geheel andere organisatie is, dan in de Ned.-Ind. R. A. A. is aangegeven. In het W. J. der I.K. V. 1918/1919 en 1920 is hierover het noodige te vinden. Mavors Maart '23. Kapitein Schmidt opent de rij der artikelen met eene oefening op de kaart naar aanleiding van het hoofdstuk „Voorpostendienst" van het nieuwe Ned. velddienstvoorschrift. Er hapert naar 's schrijvers meening blijkbaar wat aan dit voorschrift, want hij bepleit de noodzake lijkheid om de persoonlijke meening uit te schakelen en zooveel mogelijk het voorschrift te volgen. Hij noemt dit zelfs een duren plicht. Wanneer hij eens in Indië zou willen komen, zou hij hier wel eens iets anders over kunnen hooren. Voor het maken van eene vergelijkende reglemen tenstudie is het artikel echter van belang. We wijzen daarbij op „de strook van weerstand der voorposten", een nieuw element in den voorpostendienst Luitenant Tielrooy zet zijne besprekingen betreffende de groep voort in den trant van de bekende Duitsche werkjes op dit gebied (zie bijv. „Die Gruppe" door Rühle von Lilienstern, 1922. Mittler en Sohn, Berlin), terwijl kapitein Jhr Alting von Geusau zijne bespreking van het Am. in- fanterie-reglement beëindigt. Curiositeitshalve vermelden wij hier zijne conclusie, welke luidt: „Beschouwen wij het Am. infanterie reglement als

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 62