Dit idee bracht van zelf een vermeerdering van mitr.-nesten, dus
een vermeerdering van moeilijk uitdoofbare centra, mede. Vandaar
de steeds toenemende uitbreiding daarvan en het gebruik er van,
voornamelijk n i e t in de voorste linie, maar daarachter.
Een groot verschil met de instructiën van v. Falkenhayn van
1914 en een verdere ontwikkeling daarvan, lag hierin, dat men
den tegenstoot niet meer wilde benutten om den vijand terug te
werpen, dus een échec te neutraliseeren, doch dat hij in beginsel
moest dienen om den vijand een nederlaag toe te brengen, hem
te vernietigen. Niet meer hield men dus vast aan het behoud van
een bepaalde stelling als strijdlinie; wanneer die stelling op
bepaalde punten ongunstig was werd zij zonder weerstand
opgegeven.
De stelling en de bezetting er van dienden slechts om gunstige
voorwaarden te scheppen voor de daarachter te voeren hoofdactie
met behulp van de reserves, die de beslissing moesten brengen.
Hier dus de eigenlijke zón e-v erdediging. Dit maakte het
in de hand houden van sterke reserves noodig; de z. g. Eingreif-
divisionen.
Daar op steun van eigen art. niet onvoorwaardelijk kon worden
gerekend, omdat deze niet meer zou kunnen doen, dan door sper
vuur op de voorste loopgraven en omgeving het doornikken van
den aanvaller, of het oprukken van zijn reserves, te belemmeren
of te beletten, moest aan deze Divn ook art. worden toegevoegd.
De Eingreif-divn moesten in werking komen, wanneer de aan
valler het loopgravenvrije terrein had bereikt en zich daar zonder
voldoenden steun van zijn eigen art. bevond. Hoe dieper de
aanvaller doordrong, hoe minder steun zijn voorste afdn konden
ontvangen en hoe geringer sterkte zij hadden. Deze omstandigheden
moesten dus vanzelf het slagen van den tegenaanval bevorderen.
De mislukking van den aanval in Champagne in 1917 was
oorzaak van de vervanging van Nivelle door Pétain. Deze zag in,
dat het gevaar voor de Fr. vooral lag in den grooten tegenaanval
der Eingreif-divn", wanneer de aanval ver was doorgedrongen.
Zijn tactiek was het daarom slechts aanvallen met beperkt doel
te doen plaats hebben. Om niet werkeloos te blijven, waren de
D. genoodzaakt om met, uit alle wapens bestaande, deelen dier
Div. de binnengedrongen Fr. in het stellingsysteem zelf aan te
grijpen, hetgeen uiteraard veel moeilijker was en hun meer ver
liezen kostte.
Bij deze aanvallen kwam men gewoonlijk terug tot het vroegere
denkbeeld, dat de storm op niet grooter afstand dan 150-200 M.
van de vijandelijke voorste linie aanving. Deze geringe afstand,
die vaak nog minder bedroeg, was voor den verdediger een groot
nadeel, daar die afstand in zoo korten tijd kon worden doorloopen,
dat den aanvaller daarbij geen zware verliezen konden worden
toegebracht. Dit voerde tot het denkbeeld van een vóórverdediging.
510