Achter de tanks had de inf. gemakkelijk werk. De, den aanval
desorganiseerende, vóór- en tusschenverdediging was nagenoeg
onmogelijk gemaakt. Ook had men niet meer te kampen met de
voor den aanvaller zoo lastige granaattrechters, waarin de ver
dediger zoo lang kon stand houden, omdat hij daarin moeilijk door
de art. van den aanvaller kon worden bereikt en die het aantrekken
van eigen art. en andere troepen zoo bemoeilijkte.
De aanval was een volkomen succes, had intusschen door het
gering aantal strijdwagens een beperkt doel.
Spoedig genoeg echter bleek, dat zij geen afdoend middel
vormden om de overwinning te verzekeren, omdat zij al dadelijk
geëigende afweermiddelen (geschut enz.) vonden.
Het jaar 1918 gaf aanvankelijk een omwisseling van rollen te
zien. De D. deden de bekende geweldige aanvallen, waarvan de
voornaamste kenmerken waren: de buitengewone inzet van art.,
waardoor een dicht spervuur werd verkregen en de toevoeging
aan de inf. van geschut en tanks. Hoe krachtig het art.-vuur ook
was, men rekende er op, dat, door het terrein o. a., het niet mogelijk
zou zijn, allen weerstand te vernietigen, terwijl het moeilijk zou
zijn om het spervuur op de eene plaats op te houden, terwijl het
elders vooruitging. Evenmin kon het worden teruggebracht. Daar
om moest de inf. in staat zijn met eigen middelen de verdediging
van het terrein achter de voorste stelling door middel van mitr.-
nesten enz. onmogelijk te maken. Daartoe werden haar geschut
en strijdwagens toegevoegd.
Aanvankelijk hadden de Gealliëerden geen daartegen geëigend
verdedigingssysteem. Zij verloren groote deelen terrein, terwijl de
verliezen aan personeel enorm waren. Tegenstooten konden alleen
met groote afdn worden uitgevoerd, wanneer men buiten het
bereik was van de barrage roulant, of wanneer het terrein veel
dekking aanbood. Het moreel van den verdediger had door het
art.-vuur zóó geleden, dat de verdediging van de zone achter de
voorste linie over het algemeen ook niet krachtig werd gevoerd.
Deze inzinking van het moreel was een der voornaamste oorzaken,
dat de D. vaak zonder veel moeite zeer snel konden vooruitdringen,
want genoeg mitr.- en batt.-nesten waren er nog, die niet vernield
hadden kunnen worden.
En dit zal wel altijd het geval zijn bij geaccidenteerd terrein.
Bij het Maart-offensief bleek het, dat het vooruitgaand spervuur
te weinig soupel was. De fouten, die reeds bij Nivelle's aanval in
1917 aan het licht waren gekomen ten aanzien van dat vuur bleken
ook nu. Later trachtte men die fouten te ondervangen door het
vooruitgaan afhankelijk te maken van het terrein, zoomede de
dichtheid van het vuur op bepaalde plaatsen te doen verschillen.
Zoo zien wij b. v. op de graphiek, behoorende bij de regeling van
het vuur voor den aanval op 15 Juli 1918 in Champagne van het
Xllde D. leger:
512