alleen toepassing zal vinden, wanneer de kracht van de barrage roulant er toe zal dwingen, dus wanneer de aanvaller over een zoodanige art.-macht beschikt, dat een vernietigend spervuur over groote diepte kan worden gegeven. (Voor de daarvoor benoodigde hoeveelheid art., zie de vroegere afleveringen van het I. M. T.). Beschikt de aanvaller niet over die macht, dan zal de vóórverde diging krachtiger zijn, als voorbereiding van den tegenaanval uit de hoofdstelling, of als inleiding van de verdediging hiervan. Uit dit terugtrekken van de hoofdstelling volgt, dat een 2de stelling onnoodig is. Waar een vernielingsvuur op die hoofdstelling niet te verwachten is, vervalt de reden om de voorste linie hiervan zwak te bezetten. Integendeel wordt deze weer hoofdlinie, waarvan de verdediging weer in de 1ste plaats tegenover den niet door een overmachtige art. gesteunden aanvaller gevoerd wordt door vuur. Daardoor krijgen de grootere schootsvelden weer grootere beteekenis, zonder dat daardoor het flankeerend vuur aan beteekenis verliest. De vuurverdediging is een verbinding van frontaal- en flankeerend vuur, dit laatste, door zijn grootere uitwerking hoofdzakelijk. Evenwel moet de tactiek van aaneengeschakelde tir.-liniën wor den opgegeven. Ook voor de verdediging geldt de opstelling der comp. in kampgroepen, die elkaar door vuur kunnen steunen en het voorgelegen terrein onder frontaal en flankeerend vuur houden. Het grootste deel der mitrs behoort ook hier thuis. De verdediging van het terrein achter de voorste linie kan minder krachtig zijn. De achter het voorste échelon als ondersteuning geplaatste groepen hebben tot taak niet om de vuurlinie door geleidelijke versterking en verdichting te voeden, maar om een doorgedrongen aanvaller onder vuur te nemen of door een tegenstoot terug te werpen, hem zijn verder doordringen te beletten; de voorafgaande groepen bij vernietiging te vervangen. Uit het zoo ver terugtrekken der hoofdstelling volgt voorts, dat er geen verschil bestaat in de beginselen van verdediging in den stelling-oorlog en in den bewegingsoorlog. Vorengenoemde ervaringen zijn o. m. neergelegd in het Fr. Inf. Regl., dat terecht ook geen onderscheid maakt tusschen stelling en bewegingsoorlog. Volgens dat reglement bevindt de hoofdiinie zich buiten de grens van het vijandelijk spervuur (432) en bevindt zich daarvóór de veiligheidszone. De veiligheidstroepen hebben de taak (392): de achtergelegen troepen den tijd te verschaffen zich tot het gevecht voor te bereiden; den aanval te vertragen en in wanorde te brengen; in sommige gevallen voor den aanval terug te trekken, onder voortdurende vertraging van dien aanval; ter plaatse gedurende zekeren tijd, dan wel tot het uiterste stand te houden. 515

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 17