in de duisternis, naar den ingang van de haven van Urla-Iskele
en licht mocht in zicht van den vijand onder geen omstandigheden
vertoond worden. Tot overmaat van ramp deden de Ener., juist
toen ingeladen zou worden, weer een van hun gebruikelijke'vuur-
overvallen op den N. punt van Komidja, die wij, als alles geklopt
had, juist op dezen tijd hadden moeten passeeren. Dit wekte bij
velen het niet geheel ongerechtigde vermoeden, dat toch de heele
zaak verraden was en deed het vertrouwen in het gelukken der
onderneming niet stijgen.
Tengevolge van het groote tijdverlies moest ik het verder varen
tot den volgenden nacht uitstellen, ook al omdat de oude houten
sleepbooten met de groote zware schuiten veel langzamer vooruit
kwamen, dan wij hadden aangenomen. Door dit alles was het
onmogelijk geworden om Kara-Burun nog vóór het aanbreken van
den dag te bereiken. Stoomers, schuiten en kanonnen werden
daarom verborgen en gemaskeerd, de schoorsteenen der stoomers
neérgeklapt.
Den volgenden dag stond er een krachtige wind, de zee was
hoog. Toen na het invallen van de duisternis alles ingeladen was
en de tocht doorgezet zou worden, sloeg een van de zwaargeladen
schuiten lek en dreigde daardoor nog de geheele onderneming te
zullen mislukken. Hei gelukte echter door scheppen op leven en
dood, in den waren zin des woords, de schuit boven water te
houden, tot wij onder de beschutting van het Kara-Burun-gebergte
en daarmede in kalmer water kwamen. Aangezien de kompassen
der beide stoomers hun dienst geheel weigerden, verloren wij de
richting en stuurden ten slotte op goed geluk op een licht af, dat
rechts van ons aan wal opdook, in de hoop daar menschen te
vinden, die ons inlichtingen en hulp konden geven om de sloepen
den volgenden dag achter de rotsen te verbergen. Dan hoopten
wij gedurende den volgenden nacht ons doel te bereiken.
Tot onze verwondering bleek echter, dat het op grooten afstand
zich aan ons als „wit" voordoende licht een „rood" en een „groen"
op onzen landingssteiger waren, die ik daar voor onze oriënteering
had deen plaatsen; zoover waren wij naar links afgedwaald! Op
den 5den Mei 's morgens tegen 3 uur werd met grooten spoed
uitgeladen, vervolgens één sleepboot achter een van de kleine
eilanden meer zuidelijk, de andere en de schuiten tusschen de rotsen
in de bocht zelf verborgen, alles met stukken zeildoek en staven
zoo gemaskeerd, dat het er van boven uitzag alsof het rotsen
waren.
Ook van den kleinen landingssteiger stak alleen de kop boven
water uit, zoodat hij door vliegeniers niet als steiger herkend kon
worden. Deze voorzichtigheid was dringend geboden, want de Eng.
vliegeniers kwamen in de laatste dagen dikwijls boven Kara-Burun
tot 100 M. en minder omlaag en verkenden onaangenaam nauw
keurig. Zoo geheel hadden de werk- en dekkingsinfanterie, die
529