dit terrein van regeeringswege moet tot het uiterste minimum
beperkt blijven.
Van geen der hier beleden godsdiensten behoeft een storende
invloed op den voor de Nederlandsche gedachte gewenschten
ontwikkelingsgang in beginsel geducht te worden. Al zouden wij
aanvankelijk geneigd kunnen zijn hierover anders te denken, ge
dachtig aan den „heiligen oorlog" dien de Islam predikt, wij mogen
ons hieromtrent wel gerust gesteld gevoelen wanneer Dr. C. Snouck
Hurgronje mededeelt: „Gelukkig behoeven wij ons over onze N.-I.
Mohammedanen niet bezorgd te maken. Zij namen den Islam aan,
toen het Turksche rijk reeds bestond, maar zonder dat Turkije er
iets van bemerkte, en zij hebben met het rijk der Halve Maan nooit
eenige aanraking gehad. De Soeltan van Roem, zooals zij den
Grooten Heer van Constantinopel noemen, is voor hen een legen
darisch wezen gebleven. De panislamitische gedachte is wel naar
den O.-I. Archipel overgewaaid, maar heeft er slechts weinig
vatbaren bodem gevonden. De groote massa der lagere klassen
bleef onaangedaan, en de meerderheid der hoogere standen is
tegenover dit religieus-politieke mengsel van bedrog en zotheid
volslagen immuun. En wij mogen gegronde hoop koesteren, dat
die immuniteit zich steeds zal uitbreiden. Want wij hebben tegen
over de door de geschiedenis aan onze zorgen toevertrouwde
Inlandsche bevolking onze welbewuste opvoedingspolitiek, en
daartegen zijn chalifaat en heilige oorlog en andere middeleeuwsche
ongerechtigheden gelukkig machteloos. Wanneer wij maar onwrik
baar vasthouden aan de sedert eeuwen aan onze Mohammedanen
gewaarborgde volledige godsdienstvrijheid en tevens de ingeslagen
richting van educatie in steeds sneller tempo blijven volgen".
Er ligt zelfs in dien, door de meerderheid van Java's bevolking
beleden, godsdienst een voor ons, Christenen, leerrijke gedachte,
die dezelfde schrijver weergeeft met de woorden: „Eén eigenaar
digheid van dit instituut kunnen wij ongeveinsd bewonderen:
heilige oorlog tegen medeleden der Mohammedaansche gemeen
schap is door de wet van den Islam absoluut uitgesloten. De
beperking van de levensgemeenschap tot Mohammedanen, tot hen,
die hetzelfde dogma over het Hiernamaals belijden, is mid-
deleeuwsch, maar de beschouwing van strijd binnen de sfeer der
levensgemeenschap als goddeloos biedt een voortreffelijk aan-
knoopingspunt voor de hoogste sociale beschaving en is voor de
moderne wereld ietwat beschamend".
Allerlei invloeden kunnen op de in. i. gewenschte ontwikkeling
in de richting eener door de Nederlandsche idéé beheerschte volks
eenheid inwerken. Er moet naar gestreefd worden de goede te
bevorderen, de kwade te weren. Ook daartoe is kennis en onder
scheidingsvermogen vereischt. Niet het minst voor wat den gods
dienst betreft moet hier worden uitgegaan van het: „Onderzoekt
alle dingen en behoudt het goede".
531