Mr. Dr. J. A. Eigenman gegeven in zijn bekende, voor de „Vereeni-
ging t. b. d. Krijgswetenschap" gehouden, verhandeling over „De
bevoegdheid van het Militair gezag in geval van Oorlog of andere
buitengewone omstandigheden". Dit antwoord, op de vraag of
wettelijke voorzieningen in tijd van nood noodig of gewenscht zijn,
luidde:
1°. In abnormale omstandigheden, waaronder de handhaving
van de uit- of inwendige veiligheid van het rijk zulks vorderen, is
het gezag verplicht die maatregelen te. nemen, welke de toestand
eischt (binnen zekere grenzen natuurlijk, gesteld door humaniteits-
begrippen, overeenkomsten met andere naties, enz.).
2°'. Het is een voordeel als dat gezag de bevoegdheid tot die
handelingen ontleenen kan aan wettelijke regelingen; voorzoover
echter die regelingen in bepaalde gevallen niet voorzien, kan zulks
het gezag nooit ontheffen van de sub 1° bedoelde verplichting.
3°. Teneinde het aantal gevallen, waarin de wet niet voorziet,
tot een minimum te beperken, is het gewenscht de bevoegdheid
van het gezag zoo algemeen mogelijk te omschrijven".
Ook opname eener uiteenzetting omtrent het karakter van den
Staat van Oorlog en Beleg, zooals de heer J. J. van den Berge die
in het 1. M. T. van Augustus 1917 gaf, ware gewenscht:
„De Staat van Oorlog en Staat van Beleg drukken geen feite
lijken toestand uit, maar een rechtstoestand, die de Regeering
vergunt maatregelen te nemen ter beveiliging van de Haar toever
trouwde belangen, waartoe Zij anders niet gerechtigd zou zijn,
zonder de medewerking der Nederlandsche Regeering, of die in
strijd zijn met de reeds geldende voorschriften. Verder is de
algemeene strekking deze: het militair gezag als gedelegeerde van
den G. G. te waarborgen, dat het krachtig en onbelemmerd
kan optreden, waarbij het burgerlijk gezag in meerdere of mindere
mate aan het militair ondergeschikt wordt, terwijl verder de S. v. O.
moet worden beschouwd als een overgangstoestand van dien in
vredestijd naar den S. v. B.
Dat de uitdrukkingen S. v. O. en S. v. B. bij de niet-ingewijden,
i. c. misschien bij 0.999 deel der bevolking, tot verkeerde gevolg
trekkingen kunnen leiden en verwarring kunnen doen ontstaan, is
zeer zeker juist. De afkondiging van één van beide zal de gemoe
deren hevig in beroering brengen, zoodat het zeer gewenscht is,
dat deze afkondigingen met de spraakverwarring zullen hebben
rekening te houden.
De Regeering is verder, zooals uit art. 43 R. R. blijkt, geheel vrij
in de keuze tusschen den S. v. O. en den S. v. B. Waar S. v. O.
als een overgangstoestand moet worden beschouwd, waarbij, zoo
als nader zal worden aangetoond, de burgerlijke autoriteiten in
zekeren zin blijven, die zij zijn, is de S. v. B. een toestand van meer
ingrijpenden aard, omdat in dat geval de militaire autoriteit alle
gezag in handen heeft. De ernst van den toestand zal dus voor de
537