VII. Verschillende maatregelen.
De voorbereiding van bevolking en strijdkrachten en de regeling
hunner behoeften in physiek en materieel opzicht houdt in het
bijzonder verband met de economische, finantieele en militaire
weerbaarheid. Het eene moet uit het andere voortkomen. In be
ginsel zijn zij echter, in onderling verband, eerst vast te leggen,
wanneer bepaald is van welk standpunt wordt uitgegaan. De
geestelijke weerbaarheid is op Java nog embryonaal. Eerst moet
hierin verandering komen een verandering, die zeer wel
mogelijk is wil er werkelijk aan economische of andere weer-
baarmaking gedacht kunnen worden. Wij moeten vrij komen van
het denkbeeld, dat met een desnoods klein, mits goed toegerust,
vechtleger zoude kunnen volstaan worden. Ook in geval van
isolatie reeds moet een in elk opzicht goed voorbereide samen
werking van alle krachten verzekerd zijn; met geïmproviseerde
medewerking der burgerij komen wij niet ver.
De geestelijke voorbereiding en regeling is de eerste stap; de
economische, de finantieele, de militaire, komen in beginsel daarna.
De volgende aanhalingen uit het belangrijke artikel „Een en ander
over industrieele oorlogsvoorbereiding" van Kapitein P. W.
Scharroo in den „Militaire Spectator" van Sept. 1922 werpen op
dit onderwerp een helder licht:
„In 1914 gold nog als algemeene leer voor de oorlogvoering,
dat de strijd in hoofdzaak zou worden uitgevochten door de legers
en vloten var. de oorlogvoerende mogendheden. De vreedzame
burger mocht hiervan zoo weinig mogelijk last ondervinden. Ook
op de laatste Vredesconferentie is deze grondgedachte nog over-
heerschend bij de onderhandelingen.
In een artikel in de „Revue de France" van 1 Augustus 1921
„Les heures tragiques d'avant-guerre" wordt er op gewezen, hoe
in Augustus 1914 het nreerendeel van de Franschen geen begrip
had van het karakter van den oorlog en dezen beschouwde als
„groote manoeuvres", waar alleen het gemobiliseerde leger mede
te maken had.
Welk een geheel ander beeld vertoont de laatste oorlog! De
strijd van volk tegen volk, doorgevoerd in zijn uiterste consequen
tie, vervangt de worsteling tusschen de legers. De soldaten in de
loopgraven, de matrozen in de duikbooten, staan niet meer alleen.
Zij strijden tezamen met de mannen van kennis, vernuft en vol
harding, die achter het front de middelen aangeven, om de industrie
te mobiliseeren tot de uiterste prestatie; met de werklieden, jong
en oud, van beiderlei kunne, die hunne volle kracht geven, om in
fabrieken in lange arbeidsdagen deze middelen ten uitvoer te
brengen; met de mijnwerkers, die hunne afmattende taak met
onvolprezen volharding en zelfopoffering in het belang van het
vaderland volbrengen; met de mannen en vrouwen, die op het
land werken; met allen, die, niet meer in staat om zelf te werken,
543