den en fijnen arbeid, dien men er van eischte, steeg de fabricatie
der granaten van 75 m. M. van 147.000, het getal in Augustus
1914, tot 1.870.000 gedurende Januari 1915 en toen tot 3.396.000
gedurende Juni 1915".
Is het dan wonder wanneer naar buiten indrukken ontstaan als
door Kapt. Scharroo aldus weergegeven:
„Dat overwinnen gelijk staat met den wil om te overwinnen,
hebben de Franschen in 1918 bewezen. Maar evenzeer heeft de
Duitsche nederlaag aangetoond, dat, met de inzinking der moreele
en economische volkskracht, de moderne oorlogsworsteling ver
loren wordt. Economische en moreele volkskracht is óók militaire
kracht. Devolkskracht is de eerste grondslag van
de weermacht! Dit is de belangrijkste les van den laatsten
oorlog ten opzichte van de moderne oorlogvoering; deze les moet
bij elke nationale oorlogsvoorbereiding worden ter harte genomen.
Het militaire vraagstuk is vóór alles een maatschappelijk vraag
stuk geworden, dat niet in zuiver militairen zin, maar in algemeen
maatschappelijke richting moet worden opgelost. Want ook in de
toekomst is de strijd van volk tegen volk te wachten. Het probleem
van dezen tijd is het probleem der democratie. Niet van de Regee
ring, maar van het Volk zal in de toekomst de wil, het besluit tot
den oorlog uitgaan.
Maar dan zal ook het volk als geheel dezen oorlog voeren. Het
bezit alleen van een goed uitgerust leger en eene goede vloot is
thans niet meer voldoende om de veiligheid van het land te ver
zekeren en de nationale politiek tegenover het buitenland te
steunen. Wel echter zal beslissend zijn de wijze, waarop hierbij
van alle nationale hulpbronnen aan personeel en materieel gebruik
wordt gemaakt en in welke verhouding deze in kracht en organi
satie staan tot de buitenlandsche. De industrieele mobilisatie moet
hierbij even goed zijn verzekerd en voorbereid, als de zuiver
militaire. De oorlogsvoorbereiding van het geheele volk is de beste
waarborg om een oorlog te voorkomen. Wij leven thans in een
tijd, waarin niet alleen elk individu, maar vooral ook de Staat tot
de grootst mogelijke spaarzaamheid in uitgaven verplicht is.
Eene zorgvuldige economische oorlogsvoorbereiding zal geen
financieele offers vragen, maar daarentegen in vele opzichten
kunnen leiden tot vereenvoudigingen in de organisatie van de
weermacht met de daaraan verbonden bezuinigingen, terwijl even-
tueele uitgaven niet alleen aan de weermacht, maar in de eerste
plaats aan de economische volkskracht ten goede zullen komen.
Zeer terecht haalde dan ook de Kapitein van Ermel Scherer in
zijne voordracht: „Onze toekomstige legervorming" het vraagstuk
der legervorming uit het enge, zuiver militaire keurslijf, waarin
dit bij ons steeds angstvallig werd opgesloten. Zoowel niet-
militairen, als militairen, zullen moeten inzien, dat de nationale
oorlogsvoorbereiding thans is eene volkszaak in den meest uit-
545