voor aanvulling vatbaar. Hoe beter dit alles bestudeerd is, hoe
minder de nadeelige gevolgen zullen zijn welke de plotselinge om
mekeer in den toestand met zich brengt.
Prof. Dr. H. T. Colenbrander vatte, in een voor de Marine-
vereeniging te Den Helder gehouden rede, al deze problemen kort
en krachtig samen in de woorden: „Wat nu betreft de defensie
van een gebied als Indië die kan op den duur in een dergelijke
maatschappij slechts groeien als orgaan van die maatschappij
zeiven".
Hoe gezonder de groei der Indische maatschappij is, hoe eerder
de defensie geregeld zal zijn. En hoe beter de maatregelen, welke
thans reeds getroffen kunnen worden, tot hun recht zullen komen.
VIII. Besluit.
Het is, ook hier en ook in vredestijd, zeer wel mogelijk, goede
vruchtdragende arbeid ter bereiking van het gestelde doel te ver
richten op elk gebied. Maar behalve op de talloos vele vragen van
meer of minder, doch van toch altijd ondergeschikte, beteekenis
stuiten wij telkens weder op de groote, alles overheerschende
vraag: Of wij iets willen, en, zoo ja, wat wij dan willen.
Omtrent dit laatste merkte Kapt. t. Zee J. P. v. Rossum in een
vergadering van „Krijgswetenschap" op: „In geen enkel staatsstuk
is vermeld volgens welk plan de koloniën moeten worden verde
digd, zoodat niet eens vaststaat, op welken grondslag de voor
bereiding zal moeten geschieden".
De talrijke sinds 1816 beraamde plannen tot verdediging van
Nederlandsch-lndië zijn luchtkasteelen gebleven en de vrees is
gewettigd, dat eenzelfde lot nieuwe ontwerpen zal treffen, tenzij
de geestelijke weerbaarheid wordt versterkt.
Wat helpen goed overwogen en voortreffelijk uitgewerkte voor
stellen wanneer er niet naar gehandeld wordt?
Wanneer er telkens na verloop van eenige jaren een nieuw
ontwerp komt (komen moet), wordt het nog aanwezige vertrouwen
geschokt, of het reeds gewekte wantrouwen vermeerderd.
Een vaste lijn ontbreekt, omdat de wil nog ongevormd is.
De Regeering moet den wil bezitten Nederland als mogendheid
te handhaven en de bevolking moet den wil bezitten Nederlandsch
te zijn en te blijven. Wanneer dit op Java bereikt is, zal in geval
van isolatie alle ter zake verrichte arbeid aan volk en strijdkrachten
ten goede komen.
„De bloei van een staat", heeft de oud-minister H. Colijn
gezegd, „hangt af van de krachtsontplooiing der individuen,
waaraan slechts belemmeringen ten bate van het belang der
gemeenschap in den weg gelegd kunnen worden".
En: „Is het in het algemeen juist, dat een koloniseerende mo
gendheid slechts dan kan slagen, indien zij geschraagd wordt door
550