hij bedenke dan ook, dat de sergeant-majoor in de buitenwereld vrij hoog wordt aangeslagen en juist zijn ervaring en administra tieve bekwaamheden het hem na het verlaten van den dienst veel gemakkelijker maken in zijn verder levensonderhoud te voorzien, dan dit het geval is voor iemand die deze bekwaamheden mist! En hoe stelt Schr. zich voor het onvermijdelijk dreigend tekort aan administrateurs te dekken, als het instituut van Instructeurs blijft gehandhaafd? Door den administrateur een hoogere soldij te geven? De Heer Cox koppelt in deze aangelegenheid de onderluitenants aan de instructeurs vast. De eerstgenoemde rang werd in het leven geroepen om den onderofficieren gelegenheid te geven een begee- renswaardige eindpositie te bereiken, welke positie echter moest worden veroverd door gedrag en werk. Tevens werd door deze instelling beoogd, een geregelder pro motie-kans te scheppen voor de luitenants, iets van zeer groote waarde voor een klein korps. De onderluit. rekent immers wel in de sterkte der Luitenants, doch staat buiten de promotie-kwestie. (Bij het regelen der positie is echter ook alweer hinken op twee gedachten te constatëeren, wijl de onderluit. voornamelijk officiersdiensten verricht, terwijl logisch zou zijn hem uitslui tend officiersdiensten te doen verrichten, behalve dan die van ceremonieelen aard). Maarwerd aanvankelijk een strenge selectie toegepast, wat als van zelf sprak en waren de examens vrij zwaar (ik zelf leidde het eerste vijftal onderluits op), gaandeweg schijnen de eischen minder te zijn geworden, behoefde de adspirant geen administrateur meer te zijn geweest, met als gevolg een korps onderluitenants, waaromtrent de appreciatie blijkbaar verdeeld is. De onderluitenant kan er slechts bij winnen, indien ook hij weer afkomstig is uit het korps administrateurs. Laat ik ten slotte vermelden, dat alvorens mijn artikel in te zenden, ik de meening heb ingewonnen van verscheiden oudere onderofficieren, die mijn inzicht moesten deelen. Aldus kan ik niet anders dan tot de conclusie komen: Is zulks in het belang van een betere promotie-regeling voor de onderofficieren gewenscht, dan stelle men bij de compagnie twee sergeanten-majoor (adjn-onderoff.) aan, maar dan echte, geen gecamoufleerde! F. J. P. S. 554

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 56