Daarom achten wij het geven van officiersfuncties aan onder luitenants minder juistdie functie eischt officieren en moet dus uitsluitend door hen worden vervuld. - Het is o. i. duidelijk, dat, als men dit als juist aanvaardt, et- geen enkele steekhoudende reden kan worden aangevoerd om hiervan af te wijken, noch de bevorderingskansen van onder officieren, noch de toeloop, noch de promotiekans der luitenants, noch de zuinigheid. Wat noodig is, moet er zijn Goede bevordering of goede toeloop moet met andere middelen worden verkregen, doch nooit door met eischen, die door de „zaak" worden gesteld, te gaan transigeeren. Vindt men, als F.J.P. S., de instructeurs voor den dienst niet noodig, dan behoor en ze (geleidelijk) te verdwijnen. Het zelfde geldt ev. voor de onderluitenants. Wat nu de „promotie" der onderofficieren betreft, is het o. i. voldoende, als de besten onder hen sergeant-majoor en adj. o. o. kui.nen worden voor het gros is de sergeantsrang (waarom deed men 't woord graad toch verdwijnen?) een alleszins voldoende tn zeer respectabele levenspositie. Uitgaande van de cijfers van den heer Cox zou er zelfs bij afschaffing van den instructeur en den onderluitenant nog een kans blijven van 1 7 of 15 °/o en, bij afschaffing van den onderluitenant alleen, eene van ruim 20°/0 Men zou dus nog zekerheid moeten hebben op 15 20 °/0 sergeanten geëigend voor de hoogere rangen, hetgeen zooals de toestand nu nog is. vrij veel is, maar dat toch wel kan worden bereikt. Bepaald niet kan o i worden bereikt een °/0 van 30 (13,5); Maar als de rangen er eenmaal zijn, moeten zij worden ver vuld of althans w o r d e n zij vervuld en wat is dan het gevolg dat men onderofficieren promotie ziet maken, die beslist niet hooger hadden moeten komen dan sergeant. Zie hier, waar ten slotte ,,luxe" toe leidt Verder is het de vraag, of die verlokkende luxe met hare schadelijke gevolgen wat den toeloop betreft althans wèl be duidende (goede) gevolgen heeft. Wij voor ons gelooven het niet. De standen, waaruit onderofficieren voortkomen, zijn van dien aard, dat zij ruimschoots sergeanten van voldoende hoeda nigheid kunnen leveren en een niet te groot aantal hoogere onderofficieren, doch daarmede moet men dan ook tevreden zijn, terwijl die standen van nature zeer tevreden zijn met het behalen, door hunne leden, van de sergeantspositiewat meer verkregen wordt, is een meevaller. Daarom is ook de luxe voor den goeden geest o. i. niet noodig. Bedoelde standen zullen te eerder vele en wellicht ook een grooter aantal bet'-re krachten leveren,als de nagestreefde positie, d. i. die van gewoon onderofficier (sergeant) goed bezol- 556

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 58