digd wordt en vooral het pensioen aanlokkelijk is. Dit bevordert den toeloop Z. g. betere standen verlokt men ondanks de bovenbedoelde, of nog grootere, luxe toch niet tot het regelmatig leveren vari onderoff eieren. V. z. v. deze krachten aan het leger toevoeren, leveren zij offi^- cieren en geheel paralel aan het vorenbesprokene reiken hunne gegronde verwachtingen voor de leden dan niet verder dan den kapiteinsrang. Dat is vast, het meerdere is ook hier een meevaller, welke van huis uit geen gewicht van beteekenis in de schaal legt. Hoe beter de bezoldiging van subalterne officieren en het (kapiteins) pensioen vooral is, des te meer en des te betere toeloop. In het eene geval is de sergeantsrang de norm, in het andere de kapiteinsrang. Indien dit juist is, dan is ook zelfs wat „toeloop" aan gaat de luxe veroordeeld, het overwegende voordeel van den heer Cox bestaat dan doodeenvoudig niet! Schr. heeft o. i. gelijk, wat betreft het aangevoerde omtrent „bezuiniging", maar daarvoor heeft men dan ook „instructeurs" en „onderluitenants", instede van „officieren". Nog zij het volgende naar voren gebracht: We moeten er op uit zijn de onderoffn hoog te stellen. Inderdaad! Doch geschiedt dit wel, als men betoogt, dat de kern van hen dat zijn de sergeanten toch vooral in de gelegenheid moet worden gesteld om iets beters te bereiken? Drukt men daardoor niet als van zelf eenigszins een stempel van minder^ waardigheid op de kern? Geschiedt dit wel, als men er een zoodanigen voorraad hoogere onderoffs-plaatsen op na houdt, dat het een te klein kunstje wordt om de hoogste onderoffsrangen te bereiken? Men bedenke, de plaatsen worden in de practijk vervuld kan hét niet met goede, dan maar met minder goede krachten! Verhoogt men daardoor het aanzien van den sergeant-majoor, van den adjudant, van den onderluitenant? Zoowel naar buiten, als in den troep? Neen immers. En als men het betrekkelijk gemakkelijk maakt de hoogere rangen te bereiken (door de groote hoeveelheid daarvan, bij bescheiden quantum bibit) wat zegt men dan van den sergeant, die zeniet bereikt? Houdt men dien man die desondanks toch groote waarde kan hebben op die wijze hoog? Het wordt dan een soort van schande „oud" sergeant te zijn, instede van iets om trotsch op te wezen! 557

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 59