niet te jong. Verder ook geen adjudant-onderoff., want dan staat hij daardoor veel te ver van de familie af. F.J. P. S. wil al dit werk goeddeels door „de moeder der compagnie" laten doen, maar dit is o.i. totaal onmogelijk, zoo lang die man al zijn hersens, energie en tijd noodig heett voor zijn administratie en om den c. comdt te helpen zorgen, dat alle vragen en opdrachten, die van Korps-, Regts-, Plaatselijken en Div. Comdt, Inspecteur en D. v. O. uitgaan, tijdig en naar wensch worden beantwoord. En hoewel theoretisch het te zijner beschikking stellen van een tweeden administrateur - gelijk Schr. voorstelt zijn taak belangrijk zou verlichten, stelle men zich in de practijk daar niets van voor, zoo lang het papier in ons leger een zoo groote rol speelt. Er zullen dan 2 administrateurs in de inkt zitten en het schrijfwerk zal wellicht voor elk nog toenemen Er zijn er immers dan toch twee, dus kan er nog wel een gcede schep op Wij gelooven dan ook niet, dat toevoeging van een tweeden pennist, den oudsten in noemenswaardige mate vrij zal maken, om te doen wat thans „des instructeurs" 2) is, of althans o.i. behoort te zijn. 559 8. ORGAAN DER N. I. O. V. JULI, door D. B. Als eerste artikel vinden we: „De Infanterie in Buitenlandsche verhan delingen en reglementen", door F. Treffers In de Inleiding wijst Schr er op, dat vooral de punten, waarin bedoelde verhandelingen en ïeglementen overeen komen, waardevolle aanwijzingen opleveren. Inderdaad, doch zal dit wel voldoende worden beseft? Dreigt niet het verschijnsel, n'en déplaise die overeenstemming dat men zal vinden, dat het voor Indië weer anders moet zijn, of kan zijn? Dat we het hier zonder oorlogservaring beter weten? Dat het Indische terrein, als veelal gebruikelijk, in te sterke mate zal worden uitgespeeld? Dat weer—totaal ongemotiveerd zal gezegd worden: onze vijand zal niet veel art., niet veel munitie medebrengen, hij zal door het klimaat gedecimeerd wórden, hij zal dit niet doen en dat niet kunnen en daarom hebben wij ons van die Eur. ervaringen niet te veel aan te trekken, kunnen wij het anders doen en met veel minder middelen dan daar noodig bleek? Verder wordt gewezen op het gevaar, dat de lessen van den oorlog spoedig weer worden vergeten, een verschijnsel dat zich regelmatig voor doet. Het klinkt sofistisch doch is zulks geenszins „schrijverij neemt progressief toe met het aantal er voor beschikbare krachten en middelen". Men lette t.z. eens op den invloed, die de huidige „multiolicators" op het aantal circulates hebben. Ontstaat er op den duur ooit, voor elk individueel, op een bureau minder werk door uitbreiding van personeel Enkele maanden na de uitbreiding is het weer het oude liedje! Vermindering van „de schrijverij" is alleen te verkrijgen, door vermin dering van het aantal daartoe beschikbare middelen. 2). Tegen een meer eigenlijken naam van den functionaris hebben we natuurlijk allerminst bedenking.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 61