565 op gevolgde debat. De volgende stellingen werden door den inleider besprokén 1. Een gecentraliseerde leiding van de divisie-art. is in beginsel te ver kiezen; toch zal het meer dan vroeger noodig blijken bepaalde art.-eenheden tijdelijk onder de bevelen van inf.-comdtn te stellen. 2- De moderne gevechtsomstandigheden dwingen den Div.-Comdt tot nauwkeurige regeling van de samenwerking van inf. en art. 3. De materieele uitwerking van de vuurwals heeft niet aan de ver wachtingen beantwoord; toch is zij uit moreel oogpunt niet geheel te verwerpen. 4. De middelen, die de Div.-Comdt kan toepassen om de samenwerking van zijn inf. en art. te verzekeren, hebben, oordeelkundig gecombineerd, ongetwijfeld groote waarde, maar zij kunnen niet voorkomen, dat de op samenwerking aangewezen onder-comdtn tijdens het gevecht worden gesteld voor onvoorziene opdrachten, die slechts in nauw onderling contact zullen zijn uit te voeren. 5. Aangezien op het moderne gevechtsveld op een onafgebroken ver binding tusschen inf. en art. niet mag worden gerekend, zal de klacht van de inf. over gebrek aan steun door de art. eerst verstommen, wanneer de inf. op de kleine afstanden onafhankelijk is gemaakt van de art. Wij kunnen de lezing en overdenking van het verslag ten zeerste aan bevelen en vestigen in het bijzonder de aandacht op de 5de stelling, omdat daarbij eene aangelegenheid ter sprake wordt gebracht, welke ook voor ons leger van het meeste belang is en dringend regeling behoeft. Nu de beschouwingen betreffende de invoering van inf. geschut weder tot het punt van oorsprong zijn teruggekeerd en niet tot een afdoend resultaat hebben geleid, kan he: zijn nut hebben te overwegen op wel ke wijze de bovenbedoelde onafhankelijkheid te verkrijgen zou zijn en of dit bijv. zou kunnen geschieden door de invoering van lichte bom menwerpers. Vanzelf valt daarbij de aandacht op de z g. „Stokesmortie- ren", welke bij verschillende Europeesche legers reeds in de bewaping zijn opgenomen en waarvan in de buitenlandsche literatuur veel goeds verteld wordt, o m. dat zij voor dezelfde doeleinden kunnen worden ge bruikt als inf. geschut. Daar zij veel goedkooper zijn en het van algemeene bekendheid is, da' wij ons op finantiëel gebied moeten beperken, zouden zij wel iets voor ons leger kunnen zijn. In het Livre du gradé de l'inf. bladz. 748 750, 772 en 809 en in het Eng. voorschrift, Inf. training 1921. Volume II bladz. 26 en 174 - 181, vindt men verschillende gegevens over Stokesmortieren. Het eerstgenoemde boekwerkje geeft meer technische, het laatstgenoemde in hoofdzaak tactische voorlichting. De Militaire Spectator Mei begint met een artikel van den kapitein van Slobbe over het nieuwe Hoofdstuk „Veiligheidsdienst''in het Ned. Veld dienstvoorschrift. Waar vorige schrijvers dit onderwerp reeds beschrijvend, of applicatorisch, behandeld hebben, beweegt de studie van kapitein van Slobbe zich geheel op het terrein der opbouwende critiek. Daarop volgt een artikel over Inf. geschut door luitenant Bruinese. Hij gaat uit van de stelling, dat de behoefte der inf. aan onmiddel- 1 ijken steun van art., in het bijzonder bij den aanval, door de geschie denis afdoende is aangetoond en geeft dan een historisch overzicht van de ontwikkeling van dit vraagstuk gedurende den Wereldoorlog en op welke wijze en in welke richting men de oplossing heeft gezocht. Zijn artikel is een pleidooi voor een inf. kanon, dat aan een zeker aantal eischen moet voldoen, o. a. dat het in éénmanslasten van 25 K. Q. vervoerbaar moet zijn. Dr. Hiensch zet zijn artikel over den gasoorlog voort met eene bespre king van de „niesverwekkende" stoffen en het z. g. „gaz labyrinthique" en gaat daarna over tot het behandelen van de wijze, waarop men zich tegen gassen kan beschermen, in de eerste plaats de gasmaskers. Hij geeft de voorwaarden aan, waaraan een gasmasker moet voldoen en spreekt als zijn overtuiging uit, dat het toekomstmasker een instrument moet worden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 67