Maar men zou ook verkeerd doen, ter beoordeeling van de plaats, die binnen het geheel onzer verdedigingsmiddelen aan de luchtmacht behoort te worden ingeruimd, zich tot de be schouwing van deze vraag te bepalen. Daartoe is het vraagstuk te veel omvattend, ligt voor het luchtwapen een te veelzijdige toekomst open. Hoe men ook moge denken over de mogelijkheid, aan een vreemde transportvloot vanuit de lucht schade van beteekenis toe te brengen, zeker is, dat in het geheele verloop zijner onder neming de invallende vijand het overwicht in de lucht niet ontberen kan. Brengt men zich bijv. voor den geest, hoe de toestanden bij en kort na een landing plegen te zijn, dan is het duidelijk, dat een minderheid in de lucht daarbij eenvoudig niet kan worden geduld, zal niet de geheele actie reeds in de ge boorte smoren. Even zeker is, dat in geen ander opzicht het den vijand zóó moeilijk zal vallen, zich het onmisbaar overwicht te verzekeren, mits wij ons met alle middelen op de ontwikkeling van het luchtwapen hebben toe gelegd. Voegt men hierbij de bij uitstek gunstige omstandig heden, die voor dat wapen in onzen archipel worden aange troffen, dan zal het geen verwondering meer baren, dat velen in deze richting, en in deze richting alleen, voor ons een redelijke oplossing van het benauwende Indische defensievraagstuk meenen te zien. Niemand, durf ik wel zeggen, heeft daarbij ooit gedacht aan een luchtvloot zonder meer. Dat verschillende functiën om ons tot de maritieme zijde der zaak te bepalen in elk geval door schepen moeten worden vervuld, is zóó evident, dat de heer K. zich zonder bezwaar de moeite had kunnen besparen, die functiën op te sommen. Dat de waarde der luchtvloot stijgt, naarmate zij te water krachtiger wordt gesteund niemand, die het ontkennen zal. Maar dat zijn ook niet de vragen, waarvoor wij thans staan. Ook de vurigste optimist begrijpt nu wel, dat wij ons niet de weelde kunnen veroorloven van 24 torpedobootjagers, die met hun circa 2500 man bemanning voor niet veel anders dan verkenning te gebruiken zijn, van een hulpsteunpunt in den Riouw-archipel, dat onder den rook van het twintig maal krachtiger Singapore zal komen te liggen, van een volslagen vlootbasis te Priok, met overbrenging daarheen van ons Marine- Etablissement, wanneer een eenvoudig steunpunt aldaar aan de behoefte van het oogenblik zou voldoen. De vraag, die thans aan de orde komt, is deze „wat kunnen wij, in plaats van dat alles, het best voor de verdediging doen, in welke richting hebben wij ons in hoofdzaak te oriënteeren?" Velen antwoorden daarop „in de richting der luchtvloot", en dat niet alleen uit algemeene overwegingen, maar ook omdat zonder het overwicht in de lucht de duikboot haar taak niet 574

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 76